ECLI:NL:RBDHA:2020:15027
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf op basis van twijfel aan afstammingsrelatie en gezinsleven
In deze zaak hebben eiseressen, met de Ghanese nationaliteit, een beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland. De aanvragen werden afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat er twijfels bestonden over de afstammingsrelatie tussen eiseressen en hun referent, die sinds 2008 in Nederland verblijft. De rechtbank heeft op 27 november 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de rechtbank oordeelde dat de twijfels van de verweerder over de geboorteregistraties van eiseressen gerechtvaardigd waren. De rechtbank overwoog dat de geboorteakten pas geruime tijd na de geboorten zijn geregistreerd en dat er geen objectieve bewijsstukken zijn overgelegd die de afstammingsrelatie kunnen aantonen. Eiseressen stelden dat er wel degelijk sprake was van gezinsleven met referent, maar de rechtbank oordeelde dat de enkele financiële ondersteuning door referent niet voldoende was om aan te tonen dat er sprake was van een gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om vrijstelling van griffierecht toe, omdat eiseressen niet over voldoende middelen beschikten. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.