ECLI:NL:RBDHA:2020:15034

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2020
Publicatiedatum
27 augustus 2021
Zaaknummer
NL20.2436 en NL20.3929
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot Dublin-overdracht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielaanvragen van twee verzoekers, die de Iraanse nationaliteit hebben. De verzoekers hebben een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvragen zijn door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvragen. De verzoekers hebben hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens het procesverloop heeft de verweerder, de Staatssecretaris, op 14 februari 2020 telefonisch aangegeven dat de medische stukken die door de verzoekers zijn ingediend aanleiding geven voor een onderzoek door het Bureau Medische Advisering (BMA). De verweerder heeft verzocht om het beroep aan te houden in afwachting van de uitkomst van dit onderzoek en heeft tevens verzocht om de voorlopige voorziening toe te wijzen.

De verzoekers hebben op dezelfde dag aangegeven zich te kunnen vinden in het standpunt van de verweerder. De voorzieningenrechter heeft vervolgens besloten om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, de bestreden besluiten te schorsen en te bepalen dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat er op de beroepen is beslist. Tevens is de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers, vastgesteld op € 525,-. Deze uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 18 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.2436 en NL20.3929
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen [verzoeker](V-nummer: [V-nummer 1] ), verzoeker,
[verzoekster](V-nummer: [V-nummer 2] ), verzoekster, mede namens de minderjarigen
[kind 1](V-nummer: [V-nummer 3] ), en
[kind 2](V-nummer: [V-nummer 4] ), hierna gezamenlijk: verzoekers
(gemachtigde: mr. A.E.M. de Vries), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

Procesverloop

Bij besluiten van 28 januari 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

Verzoekers stellen de Iraanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [1981] respectievelijk [1984] , [2010] en [2013] .
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
Verweerder heeft op 14 februari 2020 telefonisch de voorzieningenrechter geïnformeerd dat de door verzoekers ingebrachte medische stukken aanleiding geven om onderzoek te laten doen door Bureau Medische Advisering (BMA). Verweerder verzoekt de rechtbank daarom het beroep aan te houden in afwachting van de uitkomst van het BMA- onderzoek en het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen
4. Verzoekers hebben in reactie daarop op 14 februari 2020 telefonisch aangegeven zich in het standpunt van verweerder te kunnen vinden, zowel ten aanzien van de reden voor aanhouding van het beroep als voor de toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, de bestreden besluiten te schorsen en te bepalen dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat op de beroepen tegen de bestreden besluiten is beslist.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan verzoekers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • treft de voorlopige voorziening dat de bestreden besluiten worden geschorst en dat verzoekers niet mogen worden overgedragen aan Italië totdat is beslist op de beroepen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
18 februari 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.