ECLI:NL:RBDHA:2020:1506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
AWB 19/7081
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor humanitair huiselijk geweld en paspoortvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel 'humanitair niet-tijdelijk'. Eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag kennelijk ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft de zitting gehouden in Breda, waar eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder. De rechtbank heeft onmiddellijk na de zitting mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat eiseres niet voldeed aan het paspoortvereiste en niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van huiselijk geweld. De rechtbank benadrukte dat het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding al voldoende was voor afwijzing. Eiseres had aangevoerd dat zij in het bezit was van een kopie van haar paspoort, maar dit was onvoldoende om aan te tonen dat zij voldeed aan de vereisten. Bovendien was er geen onderbouwing voor haar beroep op vrijstelling van het paspoortvereiste.

De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat haar relatie was verbroken als gevolg van huiselijk geweld. Er waren geen aangiften gedaan en de bewijsstukken die waren overgelegd, waren niet overtuigend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/7081
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Jalouqa).

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met als verblijfsdoel ‘humanitair niet-tijdelijk’ kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 29 januari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Ali. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Allereerst dient de rechtbank te beslissen over de eerst ter zitting overgelegde stukken. In de wet staat dat stukken uiterlijk tien dagen voor de zitting moeten worden overgelegd [1] . Dit heeft te maken met de mogelijkheid voor de andere partij om van die stukken kennis te nemen en daar behoorlijk op te reageren. In dit geval zijn de stukken te omvangrijk voor het inlassen van een leespauze. Ook betreft het geen recente stukken waarover eiseres pas zeer onlangs heeft kunnen beschikken. Daarnaast is het feit dat het verweerschrift pas op 24 januari is uitgebracht geen reden om eerst ter zitting met een stapel stukken te komen. Er is ook niet aangekondigd dat er stukken zouden komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het indienen van deze stukken in strijd is met de goede procesorde. De stukken zullen niet bij de beoordeling worden betrokken.
2. De aanvraag van eiseres is afgewezen omdat niet is voldaan aan twee voorwaarden: het ontbreken van een geldig document voor grensoverschrijding (ook wel genoemd: het paspoortvereiste) [2] en het niet voldoen aan de beperking verband houdend met het verblijfsdoel [3] . Het niet voldoen aan één van deze voorwaarden is al voldoende voor een afwijzing.
3. Eiseres voert aan dat verweerder in het bezit is van een kopie van haar paspoort, zodat haar identiteit bekend is. Dit is echter onvoldoende. Het doel van het paspoortvereiste is niet alleen dat verweerder aan de hand van een geldig document de identiteit en nationaliteit kan controleren, maar ook dat verweerder toezicht kan houden en dat, als het zover zou komen, met behulp van het document kan worden gewerkt aan uitzetting. Dit blijkt onder meer uit de nota van toelichting bij het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) [4] .
4. Naar aanleiding van het verweerschrift is aangevoerd dat het moeilijk is voor eiseres om weer in het bezit te komen van een origineel paspoort. Dit vat de rechtbank op als een beroep op vrijstelling van het paspoortvereiste zoals bedoeld in artikel 3.72 van het Vb. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling van eiseres geen doel treft. Niet is onderbouwd dat er veel inspanningen zijn verricht om aan het paspoort te komen. Eiseres heeft gesteld dat het paspoort zich bij haar ex-man bevindt en dat hij weigert het paspoort aan haar af te geven. Dit is echter niet met stukken onderbouwd. Er is ook geen aangifte gedaan van vermissing van het paspoort. Daarnaast is niet onderbouwd dat er een procedure is opgestart om aan een nieuw paspoort te komen.
5. Verweerder heeft terecht het paspoortvereiste aan eiseres tegengeworpen. Dat is al voldoende voor afwijzing van de aanvraag. Verweerder had de afwijzing alleen al daarop kunnen baseren. Voor alle duidelijkheid zal de rechtbank ook de vraag beantwoorden of verweerder terecht heeft tegengeworpen dat niet aannemelijk is gemaakt dat er sprake is van huiselijk geweld en dat als gevolg daarvan de relatie is verbroken.
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat er een te strenge bewijsmaatstaf is gehanteerd. Het ligt op de weg van eiseres om voldoende aannemelijk te maken met objectief bewijs dat er sprake was van huiselijk geweld als gevolg waarvan de relatie is verbroken. Verweerder heeft bij toepassing van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder k, van het Vb beoordelingsruimte. Die ruimte is ingevuld door in het beleid te verwijzen naar het bewijs dat ter onderbouwing moet worden geleverd bij de stelling dat de relatie vanwege huiselijk geweld is verbroken [5] . In dit geval is er geen aangifte gedaan. Er zijn geen medische stukken overgelegd. Er is wel een verklaring van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers overgelegd, maar daarin staat de eigen verklaring van eiseres. Eiseres is wel bij de politie geweest, maar zij heeft geen aangifte gedaan. De politie heeft zich dus niet hoeven beraden over nader onderzoek. Verder is er een verklaring van een vriendin van eiseres. Die stelt uit de eerste hand van de ex-man van eiseres te hebben vernomen dat hij geen kind wilde van eiseres omdat hij dan zijn schulden niet meer zou kunnen betalen. Voor zover deze vriendin echter stelt dat eiseres huiselijk geweld heeft ondergaan, heeft zij dit van eiseres. De conclusie is dat er onvoldoende bewijsmiddelen zijn om aannemelijk te maken dat de relatie vanwege huiselijk geweld is verbroken.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze beslissing is genomen door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 29 januari 2020.
griffier
rechter
Dit proces-verbaal is verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal.

Voetnoten

1.Artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
5.B9/18.2 Vreemdelingencirculaire 2000, geldend ten tijde van het bestreden besluit.