ECLI:NL:RBDHA:2020:15118

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
NL20.8967
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Liberiaanse eiseres wegens onvoldoende aannemelijkheid van vrees voor ernstige schade bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, van Liberiaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in enkelvoudige kamer en het onderzoek ter zitting vond plaats op 16 september 2020. Eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. L.B. Vellenga-van Nieuwkerk, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Metselaar.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Liberia een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Eiseres had gesteld dat zij vreesde voor haar coach in Liberia, die wraak op haar zou willen nemen vanwege haar asielaanvraag. De rechtbank concludeerde echter dat eiseres tijdens de gehoren geen concrete omstandigheden had aangevoerd die haar vrees onderbouwden. De rechtbank vond dat de enkele omstandigheid dat eiseres asiel had aangevraagd in Nederland, zonder dat haar coach hiervan op de hoogte was, niet voldoende was om aan te nemen dat er een reëel risico bestond.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de aanvraag voor een verblijfsvergunning af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen deze uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.8967
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. L.B. Vellenga-van Nieuwkerk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Procesverloop

Bij besluit van 20 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Identiteit en nationaliteit
1. Eiseres stelt van Liberiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [2002] .
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • trainingsfaciliteiten en toekomst in Liberia.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft beide relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres niet te herleiden zijn tot
één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag.1 Uit de verklaringen van eiseres blijkt volgens verweerder daarom niet dat zij kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag. Daarnaast stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Liberia een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Om deze redenen komt eiseres niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dit heeft tot gevolg dat verweerder de asielaanvraag van eiseres heeft afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vw.
Het standpunt van eiseres
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd bevestigd dat
de enige beroepsgrond is dat eiseres vreest voor haar Liberiaanse coach. Eiseres stelt dat haar coach wraak op haar zou willen nemen vanwege haar asielaanvraag in Nederland. Hierdoor loopt zij bij terugkeer naar Liberia een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Om die reden moet eiseres in aanmerking komen voor een asielvergunning.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres haar gestelde vrees voor haar coach niet aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat eiseres tijdens de gehoren geen omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat zij te vrezen heeft voor ernstige schade bij terugkeer naar Liberia. Eiseres heeft aangegeven dat er niets is gebeurd in Liberia.2 Voorts heeft verweerder specifieke vragen gesteld over haar coach en over wat er zou gebeuren bij terugkeer.3 Eiseres heeft niet aangegeven dat zij vreest voor ernstige schade bij terugkeer. Verweerder heeft de enkele omstandigheid dat eiseres op de terugweg naar Liberia in Nederland asiel heeft aangevraagd zonder dat haar coach hiervan zou weten, onvoldoende mogen achten om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Liberia een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
Conclusie
6. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951.
2 Verslag nader gehoor van 14 maart 2019, pagina 6.
3 Verslag nader gehoor van 14 maart 2019, pagina 14.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E. de Jong, griffier.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
08 december 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
Mr. M. Eversteijn E. de Jong
Rechter Griffier
Rechtbank Midden-Nederland Rechtbank Midden-Nederland
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.