ECLI:NL:RBDHA:2020:15125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7974
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Wajong-uitkering en duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 september 2020, wordt de zaak behandeld van een eiseres die een Wajong-uitkering ontvangt. De eiseres heeft in het verleden meerdere keren een beoordeling van haar arbeidsvermogen aangevraagd, waarbij zij steeds heeft aangegeven dat zij te maken heeft met diverse psychische en fysieke klachten. De rechtbank onderzoekt of het bestreden besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren, voldoende gemotiveerd is. De rechtbank concludeert dat de medische onderbouwing van het bestreden besluit niet voldoet aan de vereisten die zijn gesteld door de Centrale Raad van Beroep. De rechtbank stelt vast dat er onvoldoende concrete informatie is over de mogelijkheden van eiseres tot arbeidsparticipatie en dat de verzekeringsarts b&b niet heeft aangetoond dat er geen behandelmogelijkheden meer zijn. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen een termijn van acht weken. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak om de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van de eiseres goed in kaart te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/7974
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.G. Groen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: A.M. Snijders).

Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat haar Wajong-uitkering ongewijzigd blijft.
Bij besluit van 18 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met instemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat ging er aan de zaak vooraf?
1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedag] 1992, heeft op 21 januari 2013 bij verweerder verzocht om arbeids- en inkomensondersteuning op grond van de Wet Werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wet Wajong). Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder een uitkering aan eiseres toegekend met ingang van 13 mei 2013, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiseres is op dat moment bekend met een licht verstandelijke beperking en een beperkt sociaal aanpassingsvermogen (agressie).
1.2.
Vanwege de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 heeft verweerder iedereen met een Wajong-uitkering beoordeeld op mogelijkheden om te werken, ook wel arbeidsvermogen genoemd. Verweerder heeft in dat kader verzekeringsgeneeskundig onderzoek laten verrichten naar het arbeidsvermogen van eiseres. In het rapport van de verzekeringsarts van 27 januari 2017 staat vermeld dat de beperkingen die in 2013 zijn vastgesteld nog onveranderd aanwezig zijn. Volgens de verzekeringsarts zijn naast deze beperkingen nieuwe beperkingen ontstaan. Eiseres claimt klachten te hebben vanwege een depressie, slaapstoornis, stoornis in de impulsbeheersing, PTSS, migraine, astma en epilepsie. Voorts heeft zij rug, voet –en knieklachten. Zij is in behandeling voor haar psychische klachten, maar die behandeling heeft weinig effect vanwege een onstabiele thuissituatie en stressklachten. Vanwege haar migraineklachten, epilepsie en haar verstoorde dag-nachtritme is eiseres niet tenminste vier uur per dag belastbaar, waardoor zij op medische gronden nu niet over arbeidsvermogen beschikt. Bij besluit van 9 februari 2017 heeft verweerder (op basis van voornoemd rapport van de verzekeringsarts) vastgesteld dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft, maar dat zij wel mogelijkheden heeft om in de toekomst arbeidsvermogen te ontwikkelen. Vanaf 1 januari 2018 wijzigt de uitkering van eiseres van 75% naar 70% van het wettelijk minimumloon. Bij besluit van 24 april 2017 is het bezwaar van eiseres tegen voornoemd besluit niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Eiseres heeft op 20 oktober 2017 een ‘Beoordeling Arbeidsvermogen’ aangevraagd. Eiseres heeft daarbij aangegeven toegenomen klachten te ervaren en zich niet serieus genomen te voelen. Eiseres claimt klachten te hebben vanwege haar voet, knieën, rug, astma, epilepsie, oogmigraine, gezichtsuitval, migraine, slaapstoornis, depressieve klachten, trauma ervaringen en desoriëntatie. Vanwege deze herbeoordeling heeft verweerder verzekeringsgeneeskundig onderzoek laten verrichten door een verzekeringsarts. In het rapport van de verzekeringsarts van 15 juni 2018 staat vermeld dat sprake is van multi problematiek. In het kader van dit onderzoek is medische informatie opgevraagd bij de behandelend sector, te weten bij: I-psy, de huisarts en neuroloog. Hieruit blijkt dat de traumatherapie bij I-Psy is stopgezet. Er is sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, waarvoor zij eerst zal moeten worden behandeld. Eiseres zal in september 2018 opnieuw starten met traumabehandeling, als de omgeving gestabiliseerd is. De astma blijkt onder controle te zijn. Volgens de neuroloog is er geen sprake van epilepsie en zijn de hoofdpijnklachten en wegrakingen niet meer aan de orde. Wel is sprake van oogmigraine, waar weinig aan kan worden gedaan, maar volgens de verzekeringsarts zijn de beperkingen daarvan gering en niet dusdanig dat dit geen arbeidsvermogen geeft. Voorts heeft eiseres slaapproblemen, waarvoor zij nog behandeld kan worden. Volgens de verzekeringsarts kan al met al gesteld worden dat de klachten en belemmeringen en hiermee de beperkingen die eerder zijn gesteld nog steeds aan de orde zijn, waardoor eiseres nog steeds niet tenminste vier uur per dag belastbaar is en zij op medische gronden nu nog niet over arbeidsvermogen beschikt. Echter op basis van de ingewonnen informatie kan volgens de verzekeringsarts nog niet worden uitgesloten dat er verbetering in de toekomst mogelijk is. Kijkend naar het beloop tot nu toe en gezien het intellect van eiseres is het wel twijfelachtig of behandeling gaat beklijven dan wel ervoor zal zorgen dat eiseres arbeidsvermogen zal gaan ontwikkelen, maar het is niet uitgesloten. Dit geldt met name voor de psychische klachten. Bij besluit van 18 juni 2018 heeft verweerder vastgesteld dat de situatie van eiseres niet gewijzigd is.
2.1.
In deze zaak gaat het om wat er daarna gebeurde. Eiseres heeft op
20 februari 2019 opnieuw een ‘Beoordeling Arbeidsvermogen’ aangevraagd. Zij heeft daarbij aangegeven dat haar behandeling bij I-Psy is gestopt.
2.2.
Vanwege deze aanvraag heeft de primaire verzekeringsarts onderzoek verricht en zijn bevindingen neergelegd in het rapport van 15 maart 2019. De primaire verzekeringsarts komt hierin onder meer tot de conclusie dat nog steeds sprake is van multi problematiek. Eiseres staat op de wachtlijst voor behandeling. Volgens de primaire verzekeringsarts zijn er vóór of op 1 januari 2018 geen nieuwe feiten of omstandigheden die aanleiding geven om de voorgaande beoordeling in het kader van de Wajong te herzien. Eiseres is nog steeds niet tenminste vier uur per dag belastbaar, echter is dit, zoals eerder gesteld, niet duurzaam te achten. Dit was voor verweerder aanleiding om het primaire besluit te nemen.
2.3.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) onderzoek verricht en daarvan heeft hij op 18 november 2019 een rapport opgemaakt. De verzekeringsarts b&b komt in zijn rapport tot de conclusie dat niet gesproken kan worden van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen. De verzekeringsarts b&b stelt zich op het standpunt dat er vanuit medisch oogpunt geen noodzaak is af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn er nog behandelmogelijkheden. Hij verwacht dat eiseres na één jaar 4 uur per dag belastbaar zal zijn en tenminste 1 uur achtereen een taak zal kunnen verrichten. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan het voornoemde rapport van de verzekeringsarts b&b ten grondslag gelegd.
Standpunt van eiseres
3. Eiseres betoogt – samengevat weergegeven – dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en een deugdelijke motivering ontbeert. Verweerder heeft niet kenbaar toepassing gegeven aan hulpmiddel “Duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen” dat als bijlage bij het Compendium (versie 1.0, december 2015) hoort. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat zij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiseres medische informatie van Spectrum GGZ (gedateerd op 3 juli 2020) en de resultaten van een SCL-90 test (die zij op 18 december 2019 heeft gedaan) overgelegd. Tot slot verzoekt eiseres de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen.
Wettelijk kader:4.1. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet Wajong gewijzigd in de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (Wajong).
4.2.
Ingevolge artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wajong is jonggehandicapte de ingezetene die op de dag dat hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
4.3.
Ingevolge het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong wordt onder “duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie” verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
4.4.
Ingevolge artikel 1a:1, zesde lid, van de Wajong wordt de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
4.5.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
4.6.
Ingevolge artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
4.7.
In artikel 3, vierde lid, van het Schattingsbesluit is bepaald dat de verzekeringsarts bij een beoordeling van het duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, bedoeld in hoofdstuk 1a van de Wajong, vaststelt of de gevolgen van de ziekte of het gebrek, waardoor de betrokkene ongeschikt is tot werken, duurzaam zijn.
4.8.
Het Uwv heeft ten behoeve van de beoordeling van het arbeidsvermogen de methode sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen (SMBA) ontwikkeld, waarmee het arbeidsvermogen van de betrokkene kan worden geanalyseerd. Bij deze beoordeling staat centraal de ‘International Classification of Functioning, Disability and Health’ (ICF). De ICF biedt een denkmodel en een terminologie die kunnen helpen de betrokkene in beeld te brengen en de eventuele problemen te beschrijven die de betrokkenen ervaren in hun functioneren. Als kennis- en beoordelingsondersteunend instrument maakt het Uwv daarbij gebruik van het Methode Ondersteunend Instrument (MOI). Het MOI bevat veel voorkomende relaties tussen activiteiten en participatie waarmee mogelijke knelpunten in werk en werkomgeving zichtbaar kunnen worden gemaakt.
4.9.
Voor het toepassen van de methode SMBA heeft het Uwv het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium) vastgesteld. Volgens het voorwoord betreft het Compendium een werkinstructie of naslagwerk en is het primair geschreven voor de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige die de sociaal-medische beoordelingen doen voor de Participatiewet. In het Compendium is de toelichting op de vier voorwaarden en de wijze waarop het Uwv deze voorwaarden toetst in aparte hoofdstukken uitgewerkt. In Bijlage 1 van het Compendium wordt het begrip duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen behandeld en is een beoordelingskader opgenomen. Het doel van het beoordelingskader is het geven van criteria voor het beoordelen van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen ten behoeve van beoordelingen voor de Wajong. Volgens de inleiding is het beoordelingskader een hulpmiddel voor de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige om te kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
4.10.
In het beoordelingskader is het volgende stappenplan opgenomen:
Stap 1 - de verzekeringsarts dient vast te stellen of sprake is van een progressief ziektebeeld. Zo ja, dan ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam.
Stap 2 - indien geen sprake is van een progressief ziektebeeld, dient door de verzekeringsarts te worden vastgesteld of sprake is van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden en of de aandoening zodanig ernstig is dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht. Wordt aan beide voorwaarden voldaan, dan ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam en is de beoordeling afgerond.
Stap 3 - wordt aan de voorwaarden van stap 2 niet voldaan, dan stellen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt.
In de toelichting bij stap 3 wordt opgemerkt dat indien niet aan de voorwaarden van de stappen 1 en 2 wordt voldaan, niet uitsluitend op verzekeringsgeneeskundige gronden een uitspraak over het al dan niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan worden gedaan. In dat geval zal ook een arbeidsdeskundig oordeel over de vraag of verdere ontwikkeling van bekwaamheden mogelijk is, bij de oordeelsvorming moeten worden betrokken. Het gaat daarbij om het samenspel van (de ontwikkeling van) de belastbaarheid en de bekwaamheden.
Voorts is opgenomen (op pagina 73) dat de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige hun bevindingen met betrekking tot het al dan niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen vastleggen in hun rapportage en dat zij daarin inhoudelijk verwijzen naar de stappen zoals beschreven in dit beoordelingskader.
Beoordeling door de rechtbank
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres geen arbeidsvermogen heeft. In geschil is enkel of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
5.2.
De rechtbank acht de medische onderbouwing van het bestreden besluit, gelet op de vereisten die aan die onderbouwing worden gesteld blijkens de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 april 2018 (ECLI:CRVB:2018:1018), onvoldoende concreet en niet toereikend en overweegt daartoe als volgt.
5.3.
De CRvB heeft in de hiervoor aangehaalde uitspraak overwogen dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b, rekening houdend met alle medische en arbeidsdeskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven. De CRvB heeft voorts overwogen dat het ten behoeve van een zorgvuldige en transparante besluitvorming aangewezen is dat de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige het stappenplan van het beoordelingskader volgen bij hun onderzoek naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen.
5.4.
De rechtbank constateert allereerst dat de verzekeringsarts b&b bij de heroverweging heeft geconcludeerd dat eiseres nog behandelmogelijkheden heeft ten aanzien van de PTSS, de impulscontrole problematiek, de depressieve klachten en de slaapproblematiek. Volgens de verzekeringsarts b&b is eiseres naar verwachting over een jaar 4 uur per dag belastbaar en zal zij ten minste 1 uur achtereen een taak kunnen verrichten. Deze algemene conclusies over behandelmogelijkheden zeggen naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende over de mogelijkheden van eiseres tot arbeidsparticipatie en de vraag of deze mogelijkheden zich nog kunnen ontwikkelen. Voor zover de verzekeringsarts b&b spreekt over mogelijkheden tot behandeling, heeft hij niet concreet gemaakt welke behandeling en begeleiding van eiseres hij voor ogen heeft, en welke concrete resultaten daarvan te verwachten zijn en waarop de termijn van één jaar is gebaseerd. Bovendien is het de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts b&b de medische informatie die eiseres tijdens de beroepsprocedure heeft overgelegd heeft beoordeeld, zodat een conclusie van de verzekeringsarts b&b ontbreekt over de wijze waarop deze informatie moet worden bezien ten aanzien van het eerder ingenomen standpunt dat eiseres nog behandelmogelijkheden heeft en dat zij naar verwachting over een jaar 4 uur per dag belastbaar zal zijn en ten minste 1 uur achtereen een taak kan verrichten. Uit de door eiseres verstrekte informatie van Spectrum GGZ blijkt immers dat zij vanaf 19 maart 2019 tot en met 3 juli 2020 in behandeling is geweest bij Spectrum GGZ, maar dat de behandeling is gestopt vanwege behandelresistentie. Gelet op de lange behandelgeschiedenis bij PsyQ en het tot nu toe behaalde resultaat zien de behandelend psycholoog en psychiater geen mogelijkheid voor behandeling bij Spectrum GGZ. Zij adviseren de begeleiding via Stichting Humanitas voort te zetten.
5.5.
De rechtbank stelt voorts vast dat de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat het arbeidsvermogen niet duurzaam ontbreekt, berust op in feite puur medische gronden. Niet kan worden afgeleid in hoeverre, gelet op stap drie en de toelichting daarbij, de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b in gezamenlijk overleg hebben vastgesteld of het ontbreken van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie duurzaam is te achten bij eiseres. Een onderbouwing over hoe en op welke wijze de behandelmogelijkheden van invloed zijn op de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van eiseres om op enig moment in de toekomst 4 uur per dag belastbaar te zijn en tenminste 1 uur achtereen een taak te kunnen verrichten ontbreekt in het bestreden besluit. Dit klemt des te meer daar een verzekeringsarts een jaar eerder in haar rapport van 15 juni 2018 ten aanzien van de duurzaamheid heeft opgemerkt dat het kijkend naar het beloop tot nu toe en gezien het intellect van eiseres wel twijfelachtig is of behandeling voor haar psychische klachten gaat beklijven dan wel ervoor zal zorgen dat eiseres arbeidsvermogen zal gaan ontwikkelen. De rechtbank is van oordeel dat ook om deze reden het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd.
5.6.
Uit het voorgaande volgt dat de inschatting die de verzekeringsarts b&b heeft gemaakt over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen, onvoldoende gemotiveerd is onderbouwd en dat ten onrechte geen overleg heeft plaatsgevonden met een arbeidsdeskundige b&b. Verweerder had moeten onderzoeken op welke wijze de voorgestane behandeling of begeleiding van eiseres van invloed is op de ontwikkeling tot arbeidsparticipatie en met welke concrete resultaten op de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, als ook de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiseres als bedoeld bij stap 3 van het stappenplan daarvan te verwachten zijn. Door dit na te laten is onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit is dan ook in strijd te achten met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
6. Aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Lemmen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
21 september 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.