5.6.Uit het voorgaande volgt dat de inschatting die de verzekeringsarts b&b heeft gemaakt over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij eiseres kunnen ontwikkelen, onvoldoende gemotiveerd is onderbouwd en dat ten onrechte geen overleg heeft plaatsgevonden met een arbeidsdeskundige b&b. Verweerder had moeten onderzoeken op welke wijze de voorgestane behandeling of begeleiding van eiseres van invloed is op de ontwikkeling tot arbeidsparticipatie en met welke concrete resultaten op de mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid, als ook de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en de mogelijkheden tot toename van bekwaamheden van eiseres als bedoeld bij stap 3 van het stappenplan daarvan te verwachten zijn. Door dit na te laten is onzorgvuldig gehandeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit en is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Het bestreden besluit is dan ook in strijd te achten met het zorgvuldigheidsbeginsel van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het motiveringsbeginsel van artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
6. Aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
8. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). 9. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.