ECLI:NL:RBDHA:2020:15140

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
24 september 2021
Zaaknummer
AWB 19/10143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van onvoldoende bewijs van duurzame relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Ghanese eiseres en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar partner in Nederland te kunnen wonen. De aanvraag werd afgewezen omdat de verweerder, de Staatssecretaris, niet overtuigd was van de duurzaamheid en exclusiviteit van de relatie tussen eiseres en haar partner, referent [A].

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van de eiseres op 6 juni 2019 was ingediend, maar dat de referent en eiseres tijdens een simultaan gehoor tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder in redelijkheid kon twijfelen aan de echtheid van de relatie, mede omdat de referent en eiseres niet op de hoogte waren van belangrijke aspecten van elkaars leven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het ontbreken van geluidsopnamen van het gehoor niet betekent dat de verklaringen niet als juist kunnen worden beschouwd.

De rechtbank concludeerde dat de verweerder voldoende redenen had om aan te nemen dat er geen sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, en dat de afwijzing van de mvv-aanvraag daarom terecht was. De eiseres had ook aangevoerd dat de afwijzing een schending van artikel 8 van het EVRM betekende, maar de rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een familie- of gezinsleven tussen de partijen. Het beroep van de eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/10143

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [1985] , van Ghanese nationaliteit, eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. L. Soedamah),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de ten behoeve van eiseres ingediende aanvraag van 6 juni 2019 tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid bij partner [A] ’ afgewezen.
Bij besluit van 28 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2020. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Daarnaast waren aanwezig referent en als tolk H. Abdula. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiseres woont in Ghana en beoogt verblijf in Nederland als familie- of gezinslid bij [A] (referent), de gestelde partner van eiseres. Referent beschikt over de Nederlandse nationaliteit. Hij heeft op 6 juni 2018 een aanvraag gedaan om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres. Hierbij heeft hij een onder andere een gelegaliseerde akte van het van het tussen hem en eiseres gesloten traditionele huwelijk en een kopie van de niet-gelegaliseerde inschrijving daarvan overgelegd, een aantal foto’s van hem en eiseres, kopieën van zijn paspoort met in- en uitreisstempels naar Ghana in 2017 en 2018, geldstortingen van referent aan eiseres en een door eiseres behaald basisexamen inburgering.
2. Verweerder heeft de aanvraag van referent afgewezen, omdat verweerder niet aannemelijk acht dat eiseres en referent gaan samenwonen en een gemeenschappelijke huishouding gaan voeren. Dit is één van de voorwaarden voor het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, neergelegd in artikel 3.17 van het Vreemdelingenbesluit. Volgens verweerder is sprake van een schijnrelatie. In de bezwaarfase zijn de referent en eiseres in de gelegenheid gesteld de relatie verder te onderbouwen middels een gescheiden gelijktijdig gehoor, waarbij eiseres is gehoord op het kantoor van de Nederlandse vertegenwoordiging in Accra, Ghana, en referent op het IND-kantoor in Den Haag. Verweerder heeft geconstateerd dat eiseres en referent in het verhoor summiere, tegenstrijdige en wisselende verklaringen hebben afgelegd. De verklaringen bleken op een aantal relevante punten niet overeen te komen en referent en eiseres bleken niet op de hoogte te zijn van een aantal belangrijke basale aspecten uit elkaars leven. Volgens verweerder kan daarom geen sprake kan zijn van een duurzame en exclusieve (huwelijks)relatie.

Mocht verweerder referent en eiseres simultaan horen?

3. Eiseres voert ten eerste aan dat er op grond van de aanvraag en de stukken die zij daarbij heeft overgelegd geen indicatoren waren die aanleiding konden geven voor twijfel aan de echtheid van haar huwelijksrelatie met referent. Bij de aanvraag had zij al voldoende aannemelijk gemaakt dat zij en referent een huwelijksrelatie hebben. De reden dat verweerder is overgegaan tot een nader onderzoek en het houden van een simultaan gehoor is daarom gelegen in discriminatoire aannames.
4. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres en referent is om aannemelijk te maken dat zij een duurzame en exclusieve relatie hebben, onder andere door middel van het overleggen van stukken bij de aanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de stukken die referent bij de aanvraag heeft overgelegd onvoldoende mogen vinden om vast te kunnen stellen dat sprake was van een duurzame en exclusieve relatie tussen hem en eiseres. Daarbij heeft verweerder belang mogen hechten aan de omstandigheid dat referent en eiseres ten tijde van de aanvraag nog niet waren getrouwd en aan het tijdsverloop van gebeurtenissen. Hieronder valt het feit dat referent al in 2017 geld heeft gestort aan eiseres en eiseres in januari 2018 haar geboorte heeft laten registreren, terwijl referent en eiseres hebben verklaard pas vanaf februari 2018 een relatie te hebben. Deze omstandigheden maken dat verweerder in redelijkheid twijfel heeft kunnen hebben aan de relatie. Verweerder heeft daarom kunnen besluiten nader onderzoek te doen naar het bestaan van de huwelijksrelatie door middel van het houden van een simultaan gehoor te houden. De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat de reden voor het houden van een simultaan gehoor gelegen zou zijn in discriminatoire aannames van verweerder.
Heeft verweerder uit mogen gaan van de juistheid van de vastgelegde verklaringen?
5. Ten tweede heeft eiseres aangevoerd dat er niet uitgegaan kan worden van de juistheid van de verklaringen die zij en referent tijdens het simultaan gehoor hebben afgelegd, omdat er geen opname is gemaakt van het gehoor. Verweerder kan daarom ook niet concluderen dat er tijdens het gelijktijdig gehoor summiere, tegenstrijdige en wisselende verklaringen zijn afgelegd, omdat dit vanwege het ontbreken van een geluidsopname niet valt te controleren. De verklaringen kunnen dan ook niet ten grondslag worden gelegd aan het besluit. Het kan eiseres niet worden tegengeworpen dat zij zelf had moeten verzoeken om het maken van een geluidsopname, omdat dit haar niet kenbaar was gemaakt.
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat het ontbreken van geluidsopnamen betekent dat niet mag worden uitgegaan van de juistheid van de verslaglegging van de verklaringen. Het is vaste praktijk van verweerder dat er geen geluidsopnamen worden gemaakt, maar dat verhoren worden neergelegd in de vorm van een gedetailleerd verslag. Dit had eiseres kunnen weten als zij hier zelf naar had geïnformeerd. Dat zij dit niet heeft gedaan komt voor haar eigen risico. Bovendien heeft zij nagelaten concrete aanknopingspunten aan te voeren om de stelling te onderbouwen dat verklaringen onjuist zijn vastgelegd in het verslag. De rechtbank heeft hiervoor zelf ook geen aanknopingspunten. Blijkens het verslag van het gehoor is aan het begin van het gehoor aan zowel eiseres als referent gevraagd of zij alles begrepen wat werd gezegd en aan eiseres een tweede keer aan het einde van het gehoor. Ook zijn eiseres en referent tijdens het gehoor herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om toelichting te geven op tegenstrijdige punten in elkaars antwoorden en is hen aan het einde van het gehoor gevraagd of zij nog dingen wilden toevoegingen, vragen wilden stellen of opmerkingen wensten te maken. Daarbij wijst de rechtbank erop dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiseres en referent geen nuanceverschillen zijn, maar dat zij meerdere vragen verschillend en afwijkend hebben beantwoord. Het gaat veelal om antwoorden op vragen die meerdere malen gesteld zijn, waarbij eiseres en referent hetzelfde antwoord gaven als de vraag een tweede maal gesteld werd. Het voorgaande betekent dat verweerder uit heeft mogen gaan van de juistheid van de vastgelegde verklaringen en deze ten grondslag heeft mogen leggen aan zijn besluit.
Zijn de verklaringen voldoende om te concluderen dat geen sprake is van een relatie?
7. Vervolgens stelt eiseres zich op het standpunt dat de gelijkluidende antwoorden van haar en referent op de vragen die hen in het simultaan gehoor gesteld zijn, voldoende aannemelijk maken dat tussen hen wel sprake is van een duurzame en exclusieve relatie.
8. Ook op dit punt volgt de rechtbank eiseres niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen haar en referent sprake is van een duurzame en exclusieve relatie. Verweerder heeft hierbij met name gewicht mogen toekennen aan het feit dat in het simultane gehoor op relevante en essentiële punten tegenstrijdig is verklaard over onder andere het traditionele huwelijk tussen eiseres en referent en over hun samenzijn in Ghana in 2019. Zo heeft referent verklaard dat hij niet aanwezig was bij de voltrekking van het traditionele huwelijk tussen hem en eiseres, terwijl eiseres herhaaldelijk heeft gezegd dat hij wel aanwezig was, ook nadat haar was verteld dat referent had geantwoord dat hij niet aanwezig was. Verder heeft eiseres verklaard dat het traditionele huwelijk heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2018, terwijl referent heeft verklaard dat het op 8 augustus 2018 was en op de akte van het huwelijk 11 augustus 2018 staat vermeld. Bovendien heeft eiseres over het samenzijn in 2019 aangegeven dat zij en referent eerst 5 dagen samen hebben doorgebracht en dat hij tussentijds naar Kumasi is gegaan en zij gedurende 5 dagen in Togo is geweest, terwijl referent heeft verklaard dat eiseres na één dag naar huis is gegaan en ze elkaar verder in de weekends zagen. Geconfronteerd met de tegenstrijdigheden in het simultane gehoor, blijven zowel eiseres als referent bij hun eigen verhaal en kunnen zij geen verklaring geven voor de tegenstrijdigheden. Dat eiseres en referent op onderdelen wel eensluidend hebben verklaard, neemt niet weg dat zij op voormelde relevante punten verschillend hebben verklaard en daar geen afdoende verklaring voor hebben gegeven. Tot slot zijn de aanvullende beroepsgronden ook weer tegenstrijdig met wat eerder is verklaard over de datum waarop referent en eiseres elkaar hebben ontmoet: daarin staat dat eiseres en referent elkaar al voor 2017 zouden kennen, terwijl referent tijdens het simultaan gehoor heeft gezegd dat zij elkaar voor het eerst op 5 januari 2017 hebben ontmoet.

Is er sprake van een schending van artikel 8 EVRM?

9. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de weigering om haar een mvv en daarmee een verblijfsvergunning toe te kennen een schending betekent van het recht op eerbiediging van het familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank is daarentegen van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat niet gebleken is van familie- of gezinsleven tussen referent en eiseres, omdat hun huwelijksrelatie niet is komen vast te staan. Ook deze beroepsgrond faalt daarom.

Had verweerder moeten horen in bezwaar?

10. Wat betreft eiseres’ beroepsgrond dat verweerder haar in de bezwaarfase had dienen te horen, overweegt de rechtbank als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat het horen een essentieel onderdeel is van de bezwaarschriftprocedure. Slechts indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit kan van horen worden afgezien. Gelet op het plaatsvinden van het gehoor van 16 mei 2019, de motivering bij het primaire van 29 mei 2019 en hetgeen eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, doet een dergelijke situatie zich hier naar het oordeel van de rechtbank voor en heeft verweerder kunnen afzien van horen.

Conclusie

11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Schierbeek, griffier. De beslissing is uitgesproken op 10 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.