ECLI:NL:RBDHA:2020:15156
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door de verzoeker, die in een bestuursrechtelijke procedure betrokken was bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 27 februari 2020 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 30 juli 2020 heeft verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft op 2 oktober 2020 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten tot een bedrag van € 262,50 te vergoeden. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank heeft het bedrag van € 262,50 toegekend, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, aangezien de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 oktober 2020.