ECLI:NL:RBDHA:2020:15218
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd, had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 9 december 2020, hield in dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublin-regelgeving.
Tijdens de zitting op 22 december 2020, waar de verzoeker niet aanwezig was, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De gemachtigde van de verzoeker, mr. F. Bouyaghjdane, was wel aanwezig, evenals de gemachtigde van de verweerder, mr. J.C. van Ossenbruggen - Theodoulou. Na de behandeling heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er inmiddels een uitspraak was gedaan op het beroep in een aanverwante zaak (NL20.21185), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op dezelfde dag, 22 december 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.