Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 20/933 en AWB 20/934, waarbij eiseres, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in beroep ging tegen een beschikking van 5 februari 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht per zaak € 178,-. De rechtbank heeft eiseres op 11 maart 2020 en 11 februari 2020 aangetekende brieven gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen een bepaalde termijn moest worden betaald. Aangezien de rechtbank de betaling niet op tijd heeft ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor de late betaling, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Eiseres krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en de beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.