ECLI:NL:RBDHA:2020:15240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
20/933 en 20/934
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep en verzoek om voorlopige voorziening wegens niet-betaling griffierecht

Op 1 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken AWB 20/933 en AWB 20/934, waarbij eiseres, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in beroep ging tegen een beschikking van 5 februari 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht per zaak € 178,-. De rechtbank heeft eiseres op 11 maart 2020 en 11 februari 2020 aangetekende brieven gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen een bepaalde termijn moest worden betaald. Aangezien de rechtbank de betaling niet op tijd heeft ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor de late betaling, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk zijn. Eiseres krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, en de beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/933 en AWB 20/934

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. G. Ocak),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: J. Naberman).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening van eiseres tegen de beschikking van verweerder van 5 februari 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaken niet nodig is. Eiseres heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht per zaak € 178,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiseres op 11 maart 2020 (AWB 20/933) en 11 februari 2020 (AWB 20/93 aangetekende brieven gestuurd, waarin staat dat eiseres het griffierecht binnen vier weken (AWB 20/933) en twee weken (AWB 20/934) moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft de bedragen niet (op tijd) ontvangen. Eiseres heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening zijn kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Daarom zullen het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 1 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.