ECLI:NL:RBDHA:2020:15327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
30 mei 2022
Zaaknummer
AWB 20/491
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 15 september 2020, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. M.L. Hoogendoorn, een verzoek ingediend om vergoeding van hun proceskosten. Dit verzoek volgde op een beroepsprocedure die was gestart op 21 januari 2020 tegen het uitblijven van een besluit door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de verweerder in deze zaak. De verweerder heeft op 17 februari 2020 een besluit genomen op de nareisaanvragen van verzoekers, waarna verzoekers hun beroep hebben ingetrokken en om proceskostenvergoeding hebben gevraagd.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen een veroordeling in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft vervolgens de proceskosten vastgesteld op dit bedrag, gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor van 0,5. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoekers betalen, conform artikel 8:41 van de Awb.

De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan verzoekers. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/491

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1](V-nummer: [V-nummer] ) en
[verzoeker 2](V-nummer [V-nummer]), verzoekers
(gemachtigde: mr. M.L. Hoogendoorn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder heeft op 19 maart 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekers zijn op 21 januari 2020 in beroep gegaan tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 17 februari 2020 een besluit genomen op de nareisaanvragen van verzoekers. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekers wilde. Verzoekers hebben daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor hun proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoekers en aangegeven dat hij zich niet verzet tegen een veroordeling in de proceskosten tot een bedrag van € 262,50.
4. De rechtbank stelt de proceskosten van verzoekers die verweerder moet betalen vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van
€ 525,- en een wegingsfactor 0,5).
5. Verweerder moet ook het griffierecht aan verzoekers betalen (artikel 8:41 van de Awb).

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van N.J.R. Kalaykhan, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 15 september 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.