ECLI:NL:RBDHA:2020:15511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Guinese vreemdeling wegens gebrek aan onderbouwing van vervolgingsrisico
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Guinese vreemdeling die zijn asielaanvraag had ingediend. Eiser, geboren in 2002, stelde dat hij niet kon terugkeren naar Guinee uit angst voor zijn ooms en de vriendinnen van zijn overleden moeder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk vreest voor vervolging of ernstige schade, zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank volgde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in zijn standpunt dat de asielaanvraag ongegrond was. Eiser had niet concreet onderbouwd waaruit zijn vermeende nadeel voortkwam, en de rechtbank vond dat de beoordeling van zijn aanvraag terecht was gedaan in het licht van zijn veronderstelde minderjarigheid. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in een zitting die vanwege coronamaatregelen via een telefonische beeldverbinding heeft plaatsgevonden. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.