ECLI:NL:RBDHA:2020:15514

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
NL20.3119, NL20.3125, NL20.3127, NL20.3129 en NL20.3131
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen op basis van interstatelijk vertrouwensbeginsel en Dublinverordening

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit minderjarigen, aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielverzoeken. De rechtbank oordeelde dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de situatie in Spanje onveilig is en dat zij niet de hulp van de Spaanse autoriteiten kunnen inroepen. De rechtbank benadrukte dat het aan eisers is om concrete feiten aan te dragen die hun vrees voor een onveilige situatie in Spanje onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat de bestreden besluiten voldoende gemotiveerd waren. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 februari 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.3119, NL20.3125, NL20.3127, NL20.3129 en NL20.3131

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser 1]mede namens
de minderjarigen [eiser 2]en
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 5],
[eiser 6],
[eiser 7],
hierna aangeduid als eisers
V-nummers: [V-nummer 1] , [V-nummer 2] , [V-nummer 3] , [V-nummer 4] , [V-nummer 5] ,
[V-nummer 6] , [V-nummer 7]
(gemachtigde: mr. E.A.A. Charry), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk).

Procesverloop

Bij besluiten van 4 februari 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL20.3120, NL20.3126, NL20.3128, NL20.3130 en NL20.3132, plaatsgevonden op 19 februari 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen
A. Garabitian. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft
Nederland bij Spanje verzoeken om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening. Spanje heeft de verzoeken aanvaard.
2. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen als zodanig niet in geschil is dat Spanje op grond van de Dublinverordening in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eisers. Aan de orde is de vraag of verweerder in hetgeen eisers hebben aangevoerd aanleiding had moeten zien om van overdracht aan Spanje af te zien.
3. Eisers hebben verklaard over wat zij persoonlijk hebben meegemaakt, onder andere in [naam land 1] , [naam land 2] en [naam land 3] . Namens eisers is in dit kader ook algemene informatie overgelegd, onder andere over de positie van [naam bevolkinsgroep] in [naam land 2] . Eisers zijn op zoek naar een land waar zij zich veilig kunnen voelen en goed onderwijs kunnen krijgen, zoals in Nederland. Eisers voeren verder aan dat de (opvang)omstandigheden in Spanje slecht zijn. Ze verwijzen in dat kader naar een artikel dat is gepubliceerd door Deutsche
Welle: “Spanish migrant detention centers 'worse than prisons” van 9 december 2017. Eisers waren op doorreis naar Nederland en hebben dat ook aangegeven bij de Spaanse autoriteiten. Eisers stellen in Spanje aan hun lot te zijn overgelaten. Eisers vrezen in Spanje voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), dan wel artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Eisers hebben gehoord dat de situatie in Spanje niet veilig is. Eisers beschikken niet over documenten, maar hetgeen zij hebben verklaard over wat hun is overkomen, is de waarheid waarover zij naar eer en geweten hebben verklaard.
Verweerder dient onderzoek te doen naar de opvangsituatie in Spanje. Eisers stellen dat hun situatie complex is en dat verweerder de asielaanvragen om die reden in behandeling had moeten nemen.
3.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder er op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel in beginsel van mag uitgaan dat Spanje zich houdt aan zijn verdragsverplichtingen. Het is aan eisers om aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat dit in hun geval anders is. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eisers hierin niet zijn geslaagd. Uit de gehoren van eisers volgt dat zij in Spanje een asielaanvraag hebben kunnen indienen die in behandeling is genomen en dat zij zich konden melden bij een opvanglocatie (zie bijvoorbeeld het gehoor van
[eiser 1] , pagina 7 van haar Aanmeldgehoor Dublin). Ook is door eisers verklaard dat zij niet persoonlijk hebben ondervonden dat de situatie in Spanje, zoals zij stellen, niet veilig is, maar dat zij dat van anderen hebben gehoord (zie bijvoorbeeld het gehoor van
[eiser 7] op pagina 8, bovenaan, van zijn Aanmeldgehoor Dublin).
Het stuk van Deutsche Welle waar eisers naar hebben verwezen is niet van recente datum.
3.2.
Eisers hebben bovendien niet aannemelijk gemaakt dat de Spaanse autoriteiten hen bij voorkomende problemen niet zullen helpen. Daarom heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eisers zich bij voorkomende problemen in Spanje dienen te wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eisers niet kunnen of willen helpen, dan wel dat klagen bij de (hogere) autoriteiten in Spanje bij voorbaat zinloos is.
Verweerder heeft zijn standpunt ter zake van het hiervoor onder 3.1. en 3.2. overwogene naar het oordeel van de rechtbank in zijn besluitvorming voldoende gemotiveerd (zie bijvoorbeeld pagina 3 en 4 van het bestreden besluit van [eiser 1] ).
3.3.
In het betoog van eisers dat zij al heel veel hebben meegemaakt in eigen land en in andere landen, niet de wens hadden om in Spanje een asielaanvraag te doen en op doorreis waren naar Nederland, heeft verweerder niet ten onrechte geen aanleiding gezien om de behandeling van de asielverzoeken van eisers (onverplicht) aan zich te trekken.
4. De beroepen zijn ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. K.A. Linthout, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
24 februari 2020

Documentcode: [code]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.