Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
de minderjarigen [eiser 2]en
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 6],
[eiser 7],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit minderjarigen, aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen niet in behandeling genomen, met als argument dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard, waarbij werd vastgesteld dat Spanje in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielverzoeken. De rechtbank oordeelde dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de situatie in Spanje onveilig is en dat zij niet de hulp van de Spaanse autoriteiten kunnen inroepen. De rechtbank benadrukte dat het aan eisers is om concrete feiten aan te dragen die hun vrees voor een onveilige situatie in Spanje onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren en dat de bestreden besluiten voldoende gemotiveerd waren. De uitspraak werd gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 februari 2020.