Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
de minderjarigen [eiser 2]en
[eiser 3],
[eiser 4],
[eiser 6],
[eiser 7],
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2020 uitspraak gedaan in een aantal zaken met betrekking tot de aanvragen van verzoekers om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvragen op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Verzoekers, bestaande uit minderjarigen en hun gemachtigde mr. E.A.A. Charry, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 19 februari 2020, waar verzoekers aanwezig waren met hun gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft in een eerdere uitspraak, met zaaknummer NL20.3119, de beroepen in de bodemzaak ongegrond verklaard. Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en bekendgemaakt op 24 februari 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.