Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2020 in de zaak tussen
[eiser] , eiser, en [referente] , referente,
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
De rechtbank heeft – voor zover van belang – in de uitspraak van 1 maart 2019 geoordeeld dat verweerder de door eisers overgelegde originele geboorteakte met foto, een doopakte en een groei- en gezondheidskaart niet kenbaar heeft betrokken bij de beoordeling van de gestelde identiteit van eiser. Verweerder heeft zich daarom onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de identiteit van eiser middels de overgelegde documenten – in samenhang beoordeeld – niet aannemelijk is gemaakt. Nu tegen deze uitspraak geen rechtsmiddelen zijn aangewend, staat dit in rechte vast. De rechtbank zal bij de verdere beoordeling ervan uitgaan dat de identiteit van eiser middels de overgelegde documenten voldoende aannemelijk is gemaakt.
1. De lidstaten bepalen of het verzoek tot toegang en verblijf in het kader van het recht op gezinshereniging door de gezinshereniger dan wel door het gezinslid of de gezinsleden bij de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat moet worden ingediend.