ECLI:NL:RBDHA:2020:1771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een elektrische rolstoel nodig heeft, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer om de rolstoel niet op te halen. Na een zitting op 4 februari 2020 heeft verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, omdat verweerder uiteindelijk de rolstoel had opgehaald. Verzoeker vroeg echter ook om een proceskostenveroordeling, omdat hij kosten had gemaakt in verband met de behandeling van zijn verzoek.

De voorzieningenrechter overweegt dat, volgens de Algemene wet bestuursrecht, een proceskostenveroordeling alleen kan plaatsvinden als het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan het verzoek van de indiener. In dit geval oordeelt de rechtbank dat het ophalen van de rolstoel niet het gevolg was van het verzoek om voorlopige voorziening, maar dat verweerder dit deed op andere gronden. Hierdoor is er volgens de rechtbank geen sprake van 'tegemoetkomen' in de zin van de wet.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af, omdat er geen relatie is tussen de gronden van het verzoekschrift en de handeling van het bestuursorgaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/8054

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 maart 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: I.M. Martens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Rietkerk).

Procesverloop

Bij e-mail van 9 december 2019 heeft de Wmo-consulent van verzoeker, aan verzoeker medegedeeld dat zijn elektrische rolstoel niet bij hem wordt opgehaald.
Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2020. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker heeft bij brief van 10 februari 2020 diens verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken omdat verweerder bij hem de rolstoel heeft opgehaald, en daarbij gelijktijdig gevraagd verweerder in de proceskosten te veroordelen. Verweerder heeft bij brief van 17 februari 2020 op het verzoek om een proceskostenveroordeling gereageerd.
2. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, juncto artikel 8:75a, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoet gekomen en, indien daar bij de intrekking om is verzocht, verweerder bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van zijn verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken.
3. Het begrip ‘tegemoetkomen’ moet restrictief worden uitgelegd, in die zin dat er een relatie moet zijn tussen de gronden van het verzoekschrift en de handeling waarmee het bestuursorgaan alsnog de wensen van de indiener van het verzoekschrift honoreert. Van tegemoetkomen is sprake als het bestuur de door de indiener van het verzoekschrift gevraagde voorlopige maatregel treft, tenzij het dit kennelijk doet op andere gronden dan de indiener van het verzoekschrift heeft aangevoerd.
4. Blijkens de door verweerder in reactie op het verzoek om proceskostenveroordeling ingebrachte stukken heeft de gemachtigde van verzoeker op 5 februari 2020 om 22:40 uur een e-mail aan verweerder verzonden, waarin hij opnieuw verzoekt de rolstoel op te halen en onder meer schrijft:
“Bij een weigering of het achterwege blijven van een positief antwoord uiterlijk
morgen om 12:00 uur, acht cliënt zich volledig vrij om de YouQ Alex uit zijn woning te verwijderen.”
Verweerder voert aan dat dit dreigement aanleiding was de rolstoel op te laten halen omdat niet akkoord werd gegaan met het buiten de deur zetten daarvan.
5. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het ophalen van de rolstoel niet het gevolg was van het verzoek om voorlopige voorziening. Verweerder heeft de gevraagde voorlopige maatregel daarmee getroffen op andere gronden dan door verzoeker aangevoerd. Van tegemoetkomen is daarom geen sprake.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.M. de Coninck, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Kaan, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.