ECLI:NL:RBDHA:2020:1829

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
C/09/587184 / JE RK 20-175
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en vervanging gecertificeerde instelling in complexe gezinsproblematiek

In deze beschikking van de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag, gedateerd 4 maart 2020, wordt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] verlengd en de gecertificeerde instelling (GI) vervangen. De zaak betreft een complexe en atypische gezinsproblematiek waarbij de minderjarige sinds 2014 onder toezicht staat van Jeugdbescherming west Haaglanden (JBW). De kinderrechter heeft kennisgenomen van verschillende verzoekschriften, waaronder een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling door JBW en een verzoek van de juridische vader [vader] tot vervanging van JBW als GI. De kinderrechter oordeelt dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, gezien de zorgen rondom het gezinssysteem van [minderjarige] en de aanhoudende problematiek, waaronder hechtingsproblemen en gedragsproblemen van de minderjarige.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de juridische vader [vader] geen vertrouwen meer heeft in JBW en dat de GI niet in staat is gebleken om de situatie van [minderjarige] te stabiliseren. Daarom wordt JBW vervangen door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSS). De kinderrechter heeft vier hoofddoelen vastgesteld voor de verlengde ondertoezichtstelling, waaronder het bieden van een veilige en stabiele situatie voor [minderjarige] en het herstellen van contact met zijn juridische vader. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de juridische vader is niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot machtiging uithuisplaatsing. De beschikking is gegeven door mr. H. Wien, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Teams Familie en Jeugd
Zaakgegevens: C/09/587184 / JE RK 20-175 en C/09/587782 / JE RK 20-269
Datum uitspraak: 4 maart 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling(zaaknummer C/09/587184)
Vervanging gecertificeerde instelling(zaaknummer C/09/587782)
in de zaak naar aanleiding van het op 22 januari 2020 ingekomen verzoekschrift van:
de stichting
Jeugdbescherming west Haaglanden(hierna te noemen: JBW),
en in de zaak naar aanleiding van het op 31 januari 2020 ingekomen verzoekschrift van:
[vader],
de juridische vader wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.D. Siemerink-Looten te Den Haag,
betreffende de minderjarige
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,
De kinderrechter merkt als belanghebbenden bij beide verzoeken naast de hiervoor vermelde gecertificeerde instelling JBW en de juridische vader [vader] aan:

[moeder] en [partner van de moeder] ,

de moeder [moeder] wonende op een geheim adres in [plaatsnaam 1] ,
haar partner [partner van de moeder] formeel wonende te [plaatsnaam 2] , maar verblijvende bij [moeder] te [plaatsnaam 1] ,
advocaten: mr. W.H.J.W. de Brouwer en mr. S. van Buuren, kantoorgenoten te Rotterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
  • het verzoekschrift van JBW tot verlenging van de ondertoezichtstelling;
  • het verweerschrift en zelfstandig verzoek van [vader] tot machtiging uithuisplaatsing;
  • het verzoekschrift van [vader] tot vervanging van de gecertificeerde instelling.
Met toestemming van de advocaten aan beide zijden heeft de kinderechter ook kennisgenomen van alle processtukken in de vier samenhangende procedures over de minderjarige [minderjarige] met de zaaknummers C/09/548154, C/09/563906, C/09/567973 en C/09/586161.
Op 5 februari 2020 heeft de kinderrechter deze twee samenhangende procedures ter zitting met gesloten deuren behandeld in de vorm van een
gecombineerde behandelingvan de daarin gedane verzoeken en van de verzoeken in de samenhangende drie nu nog lopende procedures over samengevat afstamming, gezag, hoofdverblijfplaats en omgang met de zaaknummers C/09/548154, C/09/563906 en C/09/586161. In die drie samenhangende procedures zal de rechtbank bij afzonderlijke beschikking van 5 maart 2020 beslissen.
Ter gecombineerde zitting van 5 februari 2020 zijn verschenen:
  • de heer [naam 1] namens JBW;
  • mevrouw [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming, hierna ook de RvdK;
  • de juridische vader [vader] en zijn moeder (de juridische grootmoeder aan vaderszijde) [moeder van de vader] , bijgestaan door mr. M.D. Siemerink-Looten;
  • de moeder [moeder] en haar partner [partner van de moeder] , bijgestaan door mr. W.H.J.W. de Brouwer.

Feiten

  • De moeder [moeder] heeft in 2014 een korte affectieve relatie gehad met de juridische vader [vader] . [vader] heeft [minderjarige] toen erkend als zijn kind maar is niet de biologische vader van [minderjarige] . De moeder [moeder] en de juridische vader [vader] zijn in 2014 op eigen verzoek gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] belast.
  • De moeder [moeder] heeft daarna een affectieve relatie gehad en met [minderjarige] (deels) samengewoond met een andere man, van wie de naam niet uit de processtukken blijkt. Die toenmalige woning van [moeder] , [minderjarige] en haar toenmalige partner in [plaatsnaam 3] is in 2017 ontruimd wegens een daar aangetroffen hennepkwekerij.
  • De moeder [moeder] heeft daarna sinds januari 2018 een affectieve relatie met haar nieuwe partner [partner van de moeder] en woont sinds 1 april 2018 feitelijk ook met [partner van de moeder] samen.
  • [minderjarige] woont dus sinds 1 april 2018 bij zijn moeder [moeder] en bij zijn (informele) stiefvader [partner van de moeder] op een geheim adres in [plaatsnaam 1] .
  • Er liepen en lopen bij deze rechtbank vele procedures tussen enerzijds [moeder] en [partner van de moeder] en anderzijds [vader] en [moeder van de vader] over de nu ruim 5-jarige [minderjarige] betreffende samengevat afstamming, gezag, hoofdverblijfplaats en omgang.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 juni 2018 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van JBW van 18 juni 2018 tot 18 september 2018.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 september 2018 [minderjarige] onder toezicht gesteld van JBW van 18 september 2018 tot 18 september 2019, met de in die beschikking vermelde elf doelstellingen voor [minderjarige] .
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 september 2019 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 18 september 2019 tot 18 maart 2020, met behoud van de stichting JBW als GI en onder afwijzing van het zelfstandig verzoek van [vader] tot vervanging van JBW als GI.

Verzoeken en verweren

I. Het verzoekschrift van JBW strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar. De moeder [moeder] , haar partner [partner van de moeder] en de juridische vader [vader] hebben ingestemd met de verzochte verlenging van de ondertoezichtstelling, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet.
De juridische vader [vader] verzoekt zelfstandig onder meer een machtiging te velenen tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor de duur van één jaar bij hem, de juridische vader [vader] . De overige zelfstandige verzoeken van [vader] betreffen hoofdverblijfplaats en gezag en zullen worden beoordeeld in de beschikking van 5 maart 2020 over onder meer die geschilpunten.
Het verzoekschrift van de juridische vader [vader] strekt er opnieuw toe in plaats van JBW een andere gecertificeerde instelling te benoemen, althans aan JBW nadere concrete instructies te geven opdat aan de uitvoering van de ondertoezichtstelling alsnog voldoende adequaat en voldoende tijdig uitvoering wordt gegeven en de belangen van [minderjarige] alsnog centraal worden gesteld én voldoende worden gewaarborgd, onder veroordeling van JBW in de kosten van deze procedure.
JBW voert geen verweer tegen het verzoek tot vervanging van JBW als GI. De moeder [moeder] en haar partner [partner van de moeder] voeren wel verweer, dat hierna aan de orde komt.

Beoordeling

[partner van de moeder] belanghebbende
De kinderrechter overweegt dat de (informele) stiefvader [partner van de moeder] kennelijk gedurende ten minste een jaar de minderjarige [minderjarige] samen met de moeder als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, waardoor [partner van de moeder] – net als al in de eerdere beschikking van 3 september 2019 is overwogen – belanghebbende is in de zin van artikel 798 Rv. Daaraan doet niet of onvoldoende af dat [partner van de moeder] in de BRP formeel nog steeds op een ander adres staat ingeschreven dan [minderjarige] en dan de moeder [moeder] .
Verlenging ondertoezichtstelling
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255 BW genoemde gronden voor ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] nog steeds aanwezig zijn en dat het dus noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen zoals door JBW is verzocht.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de zorgen rondom het complexe en atypische gezinssysteem van [minderjarige] nog onverkort aanwezig zijn. Er is sprake van een langdurige spanning tussen enerzijds de moeder [moeder] en de informele stiefvader [partner van de moeder] als (stief)ouders bij wie [minderjarige] in het gezin verblijft met op de achtergrond ook de naaste families van [moeder] en [partner van de moeder] en anderzijds de juridische vader [vader] en zijn naaste familie. De juridische procedures duren voort, nemen toe in aantal en omvang en worden ook steeds heftiger. Volgens JBW maakt [minderjarige] nog steeds een angstige en gespannen indruk en is er sprake van hechtingsproblematiek. Ook vertoont [minderjarige] problematisch gedrag op school, zoals het slaan en bijten van andere kinderen. Volgens [vader] zijn er door JBW genegeerde signalen van kindermishandeling door [moeder] en/of [partner van de moeder] . Wegens de vele lopende en escalerende juridische procedures kan het door Intermetzo aan JBW geadviseerde traject Kinderen uit de Knel voor [minderjarige] niet beginnen. De jeugdbeschermer [naam 3] van JBW is er ook nog steeds niet in geslaagd de moeder te bewegen om relevante omgang tussen [minderjarige] en zijn juridische en (tot medio 2018) sociale vader [vader] en grootmoeder [moeder van de vader] tot stand te brengen.
Daar komt nog bij dat vlak voor de zitting van 5 februari 2020 via een vermoedelijk vervalst rapport van DNA-onderzoek vooralsnog is gebleken dat de heer [partner van de moeder] waarschijnlijk toch niet de biologische vader is van [minderjarige] , hoewel [moeder] , [partner van de moeder] , JBW en de RvdK daar tot dusver wel vanuit zijn gegaan. Volgens [vader] heeft de 5-jarige [minderjarige] van zijn moeder tot dusver in zijn verwarrende leven al drie verschillende mannen “pappa” moeten noemen.
De kinderrechter oordeelt dat reeds gelet op de ernst van al deze problematiek voor [minderjarige] en gelet op de recente nieuwe zorgelijke ontwikkelingen rondom het vervalste DNA-rapport een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar noodzakelijk is.
Vervanging gecertificeerde instelling
De rechtbank kan op grond van artikel 1:259 BW de gecertificeerde instelling (GI) die het toezicht heeft vervangen door een andere gecertificeerde instelling, zulks op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de Raad voor de Kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder. Vervanging kan blijkens de toelichting wanneer de verhoudingen tussen de gecertificeerde instelling en de betrokkenen dermate slecht zijn dat het belang van het kind vereist dat een andere gecertificeerde instelling wordt benoemd.
Het herhaalde verzoek van de juridische vader [vader] strekt tot vervanging van JBW als GI. Samengevat heeft hij geen enkel vertrouwen meer in JBW en meent hij dat de jeugdbeschermer [naam 3] partij heeft gekozen voor de moeder [moeder] en weigert om haar schriftelijke aanwijzingen te geven om de omgang tussen [minderjarige] en hem te doen hervatten, hoewel meerdere rechters en instanties dat hebben bevolen en geadviseerd. Ook negeert [naam 3] volgens [vader] signalen van de basisschool dat [minderjarige] mogelijk slachtoffer is van kindermishandeling en gebrek aan tijd en aandacht door [moeder] en [partner van de moeder] .
De rechtbank overweegt dat het JBW de afgelopen ruim anderhalf jaar niet of onvoldoende is gelukt om de situatie rondom [minderjarige] te stabiliseren en om de moeder [moeder] te bewegen het contact tussen [minderjarige] en de juridische vader [vader] en de juridische grootmoeder [moeder van de vader] in relevante mate te herstellen, zoals door meerdere rechters is bevolen en door meerdere instanties is geadviseerd. De jeugdbeschermer [naam 3] weigert blijkbaar aan de moeder daartoe schriftelijke aanwijzingen te geven, omdat het zijn ervaring is dat dat vermoedelijk uiteindelijk zal leiden tot een uithuisplaatsing van [minderjarige] die hij niet in het belang van [minderjarige] vindt.
Voorts heeft de rechtbank in de beschikking van 17 september 2018 op basis van het advies van de RvdK elf specifieke doelen voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] vastgesteld. JBW heeft zoals blijkt uit haar plan van aanpak in plaats van deze door de rechtbank bepaalde elf doelen slechts vier doelen geformuleerd, die zonder nadere toelichting door JBW, die ontbreekt, niet of onvoldoende verenigbaar zijn met de door de rechtbank destijds op advies van de RvdK bevolen elf doelen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De rechtbank is van oordeel dat JBW wel (extra) eigen doelen voor [minderjarige] mag stellen, maar dat dit er niet toe mag leiden dat de door de rechtbank bevolen elf specifieke doelen deels worden vergeten en/of genegeerd. Ook het afgelopen half jaar na de beschikking van 3 september 2019, nadat de heer [vader] al tevergeefs om vervanging van de gecertificeerde instelling had verzocht, is er geen relevante verandering in deze zorgelijke situatie voor [minderjarige] gekomen. De rechtbank begrijpt dat dit ook voor JBW een complexe en atypische zaak is, maar de rechtbank is ook van oordeel dat er in het belang van [minderjarige] zo spoedig mogelijk verandering moet komen in deze vastgelopen en steeds verder escalerende situatie rondom [minderjarige] .
De moeder [moeder] en haar partner [partner van de moeder] voeren weliswaar het verweer dat zij tevreden zijn met de uitvoering van de ondertoezichtstelling door JBW, maar de jeugbeschermer [naam 1] van JBW heeft ter zitting van 5 februari 2020 desgevraagd gezegd dat hij wel begrijpt dat de heer [vader] zijn vertrouwen in JBW heeft verloren en dat het wellicht een goed idee is om een andere gecertificeerde instelling te benoemen, zodat er een nieuwe frisse start kan worden gemaakt. De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat het belang van [minderjarige] vereist dat nu een andere gecertificeerde instelling wordt benoemd.
Gelet op de complexe en atypische gezinsproblematiek rondom [minderjarige] en op het uit de processtukken gebleken voortdurende probleemgedrag van [minderjarige] en zijn vermoedelijke ontwikkelingsachterstand ten opzichte van kinderen van zijn leeftijd, is naar het oordeel van de rechtbank de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna de WSS) het meest geëigend om JBW te vervangen als GI. Nu de WSS zich telefonisch bereid heeft verklaard om de verdere uitvoering van ondertoezichtstelling op zich te nemen, zal de rechtbank JBW vervangen door de WSS.
De advocaat van [vader] heeft ter zitting specifiek verzocht om mevrouw [naam 4] van de WSS tot jeugdbeschermer te benoemen. De kinderrechter is echter van oordeel dat het niet aan de rechtbank is om een specifieke jeugdbeschermer aan te wijzen. Daarbij overweegt de kinderrechter wel expliciet dat hij het van belang acht dat de WSS voor [minderjarige] en zijn complexe atypische gezinssysteem een ervaren en sterke jeugdbeschermer zal aanwijzen, die in het belang van [minderjarige] voortvarend maar neutraal zal moeten werken aan in ieder geval de specifieke vier hoofddoelen van de verlengde ondertoezichtstelling van [minderjarige] die de kinderrechter van de rechtbank hierna voor de eerstkomende tijd zal vaststellen.
Hoofddoelen verlengde ondertoezichtstelling
De kinderrechter zal gelet op alle processtukken tot dusver in alle samenhangende procedures en alles afwegende in ieder geval de volgende vier hoofddoelen van de verdere ondertoezichtstelling van de nu ruim 5-jarige [minderjarige] voor de WSS als nieuwe GI vaststellen:
  • [minderjarige] groeit op in een veilige en zo stabiel mogelijke situatie en ontvangt onder regie van de WSS alsnog de specifieke hulp die hij nodig heeft voor zijn ontwikkelingsachterstand en voor zijn sociale probleemgedrag, zoals boosheid en bijten/slaan van andere kinderen;
  • [minderjarige] heeft onder regie van de WSS - indien mogelijk en voor [minderjarige] haalbaar - alsnog professioneel begeleid contactherstel en daarna zo mogelijk onbegeleide omgang met zijn juridische (en tot medio 2018) sociale vader [vader] en grootmoeder [moeder van de vader] ;
  • de moeder [moeder] komt onder regie van de WSS in ieder geval alsnog de eerder afgesproken en bevolen informatieregeling over [minderjarige] na, inhoudende dat zij eens per twee maanden een email met recente informatie over [minderjarige] en een recente duidelijke foto van [minderjarige] aan de juridische vader [vader] moet versturen;
  • [minderjarige] krijgt onder regie van de WSS zodra mogelijk en gepast en zo nodig via een professional duidelijkheid over zijn bijzondere levensverhaal tot dusver en over de rol die de meest betrokken volwassenen daarbij hebben gespeeld en nog zullen spelen.
Machtiging uithuisplaatsing
De kinderrechter overweegt dat hij op grond van artikel 1:265b BW alleen een machtiging tot uithuisplaatsing kan verlenen op verzoek van de gecertificeerde instelling, de Raad voor de Kinderbescherming of het Openbaar Ministerie. Uit dat wetsartikel blijkt dat de gezaghebbende ouder formeel niet bevoegd is om een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in te dienen. Reeds daarom zal de kinderrechter de juridische vader [vader] niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek tot machtiging uithuisplaatsing.
De gezaghebbende ouder kan op grond van artikel 1:253a BW wel verzoeken om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige te wijzigen. Dat verzoek heeft de juridische vader [vader] gedaan in de procedure met zaaknummer C/09/548154 en dat verzoek zal de rechtbank beoordelen in de beschikking van 5 maart 2020 in onder meer die procedure.
Proceskosten en beschikking 5 maart 2020
De rechtbank ziet mede gelet op de complexiteit van deze atypische ondertoezichtstelling geen of onvoldoende aanleiding om, zoals namens [vader] is verzocht, JBW te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank zal dat verzoek van [vader] dus afwijzen.
Ter verdere informatie van de WSS zal de rechtbank tenslotte in ieder geval haar komende beschikking van 5 maart 2020 in de samenhangende drie nog lopende procedures over [minderjarige] met de zaaknummers C/09/548154, C/09/563906 en C/09/586161 aan de WSS te Amsterdam doen toesturen. Indien de WSS dat daarna schriftelijk aan de ondergetekende griffier van de rechtbank zal verzoeken, zal de rechtbank aan de WSS als achtergrondinformatie ook alsnog een kopie van alle processtukken met alle producties tot dusver in alle samenhangende procedures over de minderjarige [minderjarige] doen toesturen.

Beslissingen

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van de minderjarige [minderjarige] [vader] van 18 maart 2020 tot 18 maart 2021, met de eerstkomende tijd in ieder geval de hiervoor vermelde vier hoofddoelen van de verlengde ondertoezichtstelling van [minderjarige] ;
vervangt per vandaag de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden te Den Haag door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam als de gecertificeerde instelling die belast is met verdere uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de juridische vader [vader] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot machtiging uithuisplaatsing;
wijst af al hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Wien, kinderrechter, bijgestaan door mr. I.B. van Angeren als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.