ECLI:NL:RBDHA:2020:1861
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 1 mei 2019 een asielaanvraag ingediend. De rechtbank gaat ervan uit dat deze aanvraag zal worden behandeld in de verlengde asielprocedure. Eiser heeft verweerder op 13 november 2019 in gebreke gesteld, omdat er geen besluit was genomen op zijn aanvraag. Op 2 december 2019 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De zitting vond plaats op 17 januari 2020, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank constateert dat de beslistermijn van zes maanden, die geldt voor asielaanvragen in de verlengde procedure, is overschreden. Verweerder had uiterlijk op 1 november 2019 een besluit moeten nemen, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft na de overschrijding van de termijn in beroep gegaan, wat de rechtbank als gegrond heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat verweerder een dwangsom verschuldigd is voor elke dag dat het in gebreke is, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank legt verweerder een termijn van acht weken op om alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser.
De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, een termijn van acht weken voor het nemen van een besluit niet onredelijk is. De rechtbank wijst erop dat het opleggen van een dwangsom met onhaalbare korte termijnen niet de bedoeling van de wetgever is en dat de druk op verweerder om snel te beslissen niet ten koste mag gaan van de zorgvuldigheid van het onderzoek. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, rechter, in aanwezigheid van mr. L. el Ouardiji, griffier.