Bijlage:
Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Ingevolge artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk geweigerd, in geval van, kort gezegd, (a) strijd met het Bouwbesluit, (b) strijd met de Bouwverordening, (c) strijd met het bestemmingsplan en (d) strijd met de redelijke eisen van welstand.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo kan de omgevingsvergunning worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of regels die zijn gesteld op grond van artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Ter plaatse gelden het bestemmingsplan “Zijdeweg” en het paraplubestemmingsplan “Cultureel Erfgoed Wassenaar–panden, objecten en archeologie”.
Ingevolge artikel 5 van het bestemmingsplan “Zijdeweg” hebben de in geding zijnde gronden de bestemming “Maatschappelijk-Dierenopvangcentrum”, “Waarde-Archeologie 3” en “Waarde-Cultuurhistorie”.
Ingevolge artikel 5.1 van de planregels zijn gronden met de bestemming “Maatschappelijk-Dierenopvangcentrum” bestemd voor:
a. verzorging en opvang van dieren, waaronder in ieder geval begrepen een dierenpension, -asiel en -ambulance;
b. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
e. water, met dien verstande dat binnen de bestemmingen Horeca - 1 en Maatschappelijk - Dierenopvangcentrum in totaal 320 m2 water aan de bestaande situatie dient te worden toegevoegd;
g. bijbehorende bouwwerken.
Ingevolge artikel 5.2 van de planregels gelden ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels:
a. uitsluitend mogen worden gebouwd:
1. gebouwen ten dienste van de bestemming;
2. bijbehorende bouwwerken ten dienste van de bestemming;
3. bij deze bestemming behorende overige bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten en speeltoestellen;
b. gebouwen en uitbouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd, waarbij:
1. de bouwvlakken geheel mogen worden bebouwd;
2. de goothoogte en/of bouwhoogte van gebouwen niet meer mag/mogen bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dan wel 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-monument' geldt in afwijking van het bepaalde onder b de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.
Ingevolge het bepaalde onder g van dit artikel mogen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken uitsluitend worden gebouwd wanneer de inpassing in overeenstemming is met de in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen beeldkwaliteitsparagraaf en de als bijlage bij de toelichting opgenomen Landschapsvisie.
Blijkens de bij het bestemmingsplan “Zijdeweg” behorende verbeelding geldt ter plaatse de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument', een maximum bouwhoogte van 10 meter en een maximum goothoogte van 4 meter.
Het project is vanwege de hoogte van een aantal goten, die 4,36 meter hoog zijn, in strijd met artikel 5.2, onder b, ten tweede, van de planregels van het bestemmingsplan “Zijdeweg” en met artikel 4.2.1 van het paraplubestemmingsplan.
Op grond van artikel 11.1, aanhef en onder a, van deze planregels kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen.
Ingevolge artikel 8.1.1 van deze planregels zijn de voor de “Waarde - Archeologie 3” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
Ingevolge artikel 8.1.2 van deze planregels gaan in geval van strijdigheid van regels de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van de artikelen 3 tot en met 5 op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
In artikel 8.1.3 van deze planregels is bepaald dat, voor zover de bestemming Waarde - Archeologie 3 op de verbeelding geheel of gedeeltelijk samenvalt met de bestemming Waarde – Cultuurhistorie, deze dubbelbestemmingen nevengeschikt zijn. Ingeval van een ruimtelijke ingreep zal, afhankelijk van de aard en effecten van die ingreep, een zorgvuldige belangafweging moeten worden gemaakt.
Ingevolge artikel 8.2.1 van deze planregels mag ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden niet worden gebouwd tenzij het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende bouwwerken:
a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 100 m2;
c. een bouwwerk waarbij de bodemingreep niet dieper reikt dan 30 cm beneden maaiveld;
d. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
Op grond van artikel 8.2.3 van deze planregels dient de aanvrager, indien er sprake is van het bouwen van een bouwwerk waarvoor en omgevingsvergunning is vereist, vooraf schriftelijk archeologisch advies in te winnen bij de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag.
Ingevolge artikel 8.3 van deze planregels kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 indien:
a. de aanvrager van de afwijking een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, die blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Ingevolge artikel 9.1.1 van deze planregels zijn de voor “Waarde-Cultuurhistorie” aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
a. het behoud van het beschermd dorpsgezicht Landgoederenzone Wassenaar-Voorschoten-Leidschendam, zoals aangewezen bij besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer d.d. 16 november 2007;
b. het behoud en zo mogelijk de versterking van de aan deze gronden eigen zijnde cultuurhistorische waarden, zijnde:
1. het aanwezige rijksmonument, zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
2. de hoofdstructuur van (historische) wegen, lanen, waterlopen en tuinen, die een afgeleide is van het strandwallen- en strandvlaktenlandschap;
4. erfbeplanting in vorm van oude eiken, paardenkastanjes en knotwilgen;
6. de openheid van afzanding en ontginning;
7. cultuurhistorische waarden en natuur- en landschapswaarden op perceelsniveau in relatie met de aanwezige bebouwing, zoals: beplantingsstructuren en natuurlijke accidentatie.