Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.Het procesverloop
2.De feiten
in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
Betreft: Klachten over rijgedrag
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft een werknemer, werkzaam als chauffeur bij een ambachtelijke bakker, op 24 september 2019 op staande voet ontslag gekregen vanwege klachten over zijn rijgedrag. De werknemer verzocht de kantonrechter om een gefixeerde schadevergoeding, een billijke vergoeding en een verklaring voor recht dat hij niet verwijtbaar werkloos is. De kantonrechter heeft beoordeeld of het ontslag op staande voet terecht was gegeven en of er sprake was van een dringende reden. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven en dat er geen dringende reden was voor het ontslag. De werkgever had de werknemer eerder moeten waarschuwen en had beter moeten documenteren. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever een vergoeding wegens onregelmatige opzegging verschuldigd was, maar wees de billijke vergoeding af omdat de werknemer verwijtbaar had gehandeld. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 2.419,65 netto, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Het verzoek van de werkgever tot schadevergoeding werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.