ECLI:NL:RBDHA:2020:1977

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2020
Publicatiedatum
9 maart 2020
Zaaknummer
C/09/580572 / HA ZA 19-1006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer na gebrekkige werkzaamheden in opdracht van het Haags Dierencentrum

Op 4 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen de Stichting Haags Dierencentrum (HDC) en het Klusbedrijf c.s. De zaak betreft de aansprakelijkheid van de aannemer voor gebrekkige werkzaamheden aan het dak van het dierencentrum. HDC had het Klusbedrijf ingehuurd voor diverse dakwerkzaamheden, maar na klachten over lekkages heeft HDC een bouwkundig bureau ingeschakeld. Dit bureau concludeerde dat de werkzaamheden niet conform de offertes waren uitgevoerd en dat er gebreken waren. HDC heeft vervolgens de aannemer gesommeerd om de gebreken te herstellen, maar het Klusbedrijf c.s. heeft hieraan geen gevolg gegeven. De rechtbank oordeelde dat het Klusbedrijf tekort was geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en veroordeelde hen tot betaling van een schadevergoeding van € 49.190,88, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast werden de proceskosten aan de zijde van HDC begroot op € 4.259,03. De uitspraak werd gedaan op basis van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarbij de rechtbank ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak deed.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zaaknummer / rolnummer: C/09/580572 / HA ZA 19-1006
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 4 maart 2020
in de zaak van
STICHTING HAAGS DIERENCENTRUM, te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. H.H. Kelderhuis te Heemstede,
tegen

1.[het Klusbedrijf] , te [plaats] ,

2.
[gedaagde sub 2], te [plaats] ,
3.
[gedaagde sub 3], te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol te Den Haag.
Eiseres zal hierna ‘HDC’ genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk [het Klusbedrijf] , [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] worden genoemd en gezamenlijk zullen zij [het Klusbedrijf c.s.] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 september 2019, met producties 1 tot en met 21;
  • de akte vermindering eis van 6 november 2019;
  • de conclusie van antwoord van 4 december 2019 met producties 1 tot en met 20;
  • het tussenvonnis van 29 januari 2020, waarbij bij de datum voor de mondelinge behandeling is bepaald op 4 maart 2020;
  • de mondelinge behandeling van 4 maart 2020.
1.2.
HDC is ter zitting verschenen in de persoon van mevrouw [A] (directeur/bestuurder), bijgestaan door mr. H.H. Kelderhuis.
Van de zijde van [het Klusbedrijf c.s.] zijn de heer [gedaagde sub 2] en mevrouw [gedaagde sub 3] verschenen, bijgestaan door mr. O.R. van Hardenbroek van Ammerstol.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
veroordeelt [het Klusbedrijf c.s.] tot betaling aan HDC van het bedrag van € 49.190,88, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 september 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
2.2.
veroordeelt [het Klusbedrijf c.s.] tot betaling aan HDC van het bedrag van € 1.266,91 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2.3.
veroordeelt [het Klusbedrijf c.s.] in de proceskosten van HDC en begroot deze tot op heden op € 4.259,03;
2.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
2.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
HDC en [het Klusbedrijf] , waarvan [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] vennoten zijn, hebben aannemingsovereenkomsten gesloten voor het uitvoeren van diverse werkzaamheden aan het pand van HDC aan de [adres] (hierna: ‘het dierencentrum’). In dat kader heeft [het Klusbedrijf] een reeks offertes uitgebracht. Vier van deze offertes zijn op 16 juni 2015 door partijen voor akkoord ondertekend en kennen de volgende omschrijving van de werkzaamheden en geoffreerde bedragen:
projectnummer (1) [nummer] : Dak werken tussen delen E en F; voor € 9.000,- inclusief btw;
projectnummer (2) [nummer] : Dak werken hoofdgebouw gekleurde delen; voor € 15.000,- inclusief btw;
projectnummer (3) [nummer] : Dak werken pension katten; voor € 8.000,- inclusief btw;
projectnummer (4) [nummer] : dak werken gearceerde gedeelte naast hoofdgebouw; voor € 12.000,- inclusief btw.
3.3.
[het Klusbedrijf] is medio 2016 gestart met het uitvoeren van de werkzaamheden aan de daken.
3.4.
Partijen hebben daarna meerdere keren met elkaar gecorrespondeerd over de voortgang van de werkzaamheden en de kwaliteit daarvan, die in de ogen van HDC dikwijls onvoldoende was. HDC heeft daarbij onder meer klachten geuit over na de werkzaamheden van [het Klusbedrijf] opgetreden lekkages.
3.5.
HDC heeft de facturen voor de werkzaamheden aan de daken volledig betaald.
3.6.
In verband met opgetreden lekkages heeft HDC op enig moment bouwkundig bureau BBAN ingeschakeld om de kwaliteit van de door [het Klusbedrijf] uitgevoerde werkzaamheden aan het dak, zoals geoffreerd in de vier hiervoor genoemde offertes, te onderzoeken. [het Klusbedrijf] is uitgenodigd aanwezig te zijn bij de inspectie door BBAN, maar is daarbij niet verschenen. In haar met foto’s geïllustreerde rapport van 16 oktober 2018 schrijft BBAN voor ieder dakvlak, kort gezegd, dat de werkzaamheden niet conform de offerte zijn uitgevoerd en dat sprake is van gebreken. BBAN concludeert dat de door [het Klusbedrijf] uitgevoerde werkzaamheden onvoldoende deskundig en niet volgens de richtlijnen zijn uitgevoerd, waardoor er veel lekkages voorkomen. Het rapport bevat voor elk van de betreffende dakvlakken een hersteladvies.
3.7.
[het Klusbedrijf c.s.] heeft nadien geen contra-expertise laten uitvoeren.
3.8.
Vanaf medio november 2018 heeft HDC zich laten bijstaan door een advocaat die in meerder e-mails [het Klusbedrijf c.s.] heeft gesommeerd om de gebreken aan de dakdelen te herstellen.
3.9.
[het Klusbedrijf c.s.] heeft aan die sommaties geen gevolg gegeven.
3.10.
Tussen partijen is in geschil of HDC aanspraak kan maken op schadevergoeding in verband met door [het Klusbedrijf] gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden aan de dakdelen van het dierencentrum. De rechtbank overweegt als volgt.
3.11.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat iedere opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen (artikel 7:401 Burgerlijk Wetboek). Dat komt feitelijk neer op de vraag of [het Klusbedrijf] de werkzaamheden aan de daken van het dierencentrum heeft uitgevoerd zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht.
3.12.
Ter onderbouwing van haar standpunt dat [het Klusbedrijf] de werkzaamheden aan de dakdelen niet naar behoren heeft uitgevoerd, beroept HDC zich op het rapport van BBAN. Dit rapport is gebaseerd op de werkzaamheden zoals afgesproken in de hiervoor onder 3.2 genoemde vier offertes. [het Klusbedrijf c.s.] stelt dat BBAN zich heeft gebaseerd op achterhaalde afspraken, omdat partijen na aanvang van de werkzaamheden mondeling afwijkende afspraken hebben gemaakt over de te verrichten werkzaamheden aan de dakdelen. HDC spreekt dit tegen en [het Klusbedrijf c.s.] heeft geen enkel concreet aanknopingspunt aangedragen dat wijst op de juistheid van haar stelling. De rechtbank gaat daar dus aan voorbij. Aan bewijslevering op dit punt wordt niet toegekomen.
3.13.
BBAN heeft geconcludeerd dat de door [het Klusbedrijf] uitgevoerde werkzaamheden aan de daken onvoldoende deskundig en niet volgens de richtlijnen zijn uitgevoerd, waardoor er veel lekkages voorkomen. [het Klusbedrijf c.s.] heeft ervoor gekozen om, hoewel daarvoor uitgenodigd, niet bij het onderzoek door BBAN aanwezig te zijn. [het Klusbedrijf c.s.] heeft evenmin een contra-expertise laten uitvoeren en heeft ook ter zitting de bevindingen van BBAN niet kunnen weerleggen. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het rapport van BBAN. Dat betekent dat [het Klusbedrijf] de werkzaamheden aan de daken van het dierencentrum niet heeft uitgevoerd zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht. [het Klusbedrijf] is dan ook tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens HDC en [het Klusbedrijf c.s.] is daarom gehouden de schade die HDC daardoor heeft geleden te vergoeden. De rechtbank leidt uit het rapport en de niet gemotiveerd weersproken stellingen van HDC op dit punt af dat de door [het Klusbedrijf] verrichte werkzaamheden aan het dak volledig opnieuw uitgevoerd moeten worden. Dat betekent dat het door HDC daarvoor aan [het Klusbedrijf] betaalde bedrag aangemerkt kan worden als schade.
3.14.
HDC heeft ter onderbouwing van de hoogte van haar schade een bankafschrift overgelegd waaruit blijkt dat zij in dat verband een bedrag van in totaal € 44.350,88 aan [het Klusbedrijf] heeft moeten betalen. Dit is overigens tussen partijen niet in geschil. Ook heeft HDC een factuur overgelegd voor een bedrag van € 4.840,- voor het uitvoeren van noodreparaties aan het dak. Ook deze kosten heeft [het Klusbedrijf c.s.] niet betwist. Dat betekent dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen en, vermeerderd met de onweersproken wettelijk rente hierover, worden toegewezen op de in de beslissing vermelde wijze.
3.15.
HDC maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt ook vast dat de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief.
3.16.
[het Klusbedrijf c.s.] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van HDC tot dusver op € 119,03 aan dagvaardingskosten, € 1.992,- aan griffierecht en € 2.148,- aan salaris advocaat, in totaal dus een bedrag van € 4.259,03.
Deze mondeling uitspraak is gedaan door mr. M.L. Harmsen, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 9 maart 2020.
WAARVAN PROCES-VERBAAL