Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
KLG Europe Rotterdam B.V.,
1.Het verloop van de procedures
2.De overwegingen
This agreement cannot be terminated other than as provides in sections 3.1 and 3.2 unless the following circumstances occur: (…) [verweerder] no longer is employed by KLG. In de arbeidsovereenkomst (bijlage C) tussen partijen is bepaald dat het [verweerder] is toegestaan zijn werkzaamheden voor OSA na zijn indiensttreding bij KLG op dezelfde wijze voort te zetten. [verweerder] is op 7 november 2019 onterecht door KLG op non-actief gesteld. Zwaarwegende redenen zijn daar niet voor genoemd, niet in de brief d.d. 7 november 2019 van KLG aan [verweerder] en niet tijdens het gesprek dat partijen op die datum hebben gevoerd. Aan de sommatie van [verweerder] om hem weer toe te laten tot zijn werk heeft KLG ten onrechte geen gevolg gegeven. [verweerder] heeft op 12 september 2019 een bericht willen sturen naar zijn agenda-app met de inhoud:
20-09-2019 overname bekend maken. Abusievelijk heeft hij dit bericht verstuurd naar de groepsapp KLG Rotterdam (voor zakelijk en sociaal gebruik door het personeel onderling). Hij heeft deze fout direct ontdekt en heeft het bericht dadelijk verwijderd. Slechts twee medewerkers hebben dit bericht gelezen. [verweerder] betreurt deze gang van zaken, maar van ernstig verwijtbaar handelen is ten deze geen sprake. Nadelige gevolgen heeft dit niet gehad. [externe coach] , die zich sinds eind 2018 bij KLG bezighoudt met personeelszaken en die voor [verweerder] fungeerde als klankbord en vertrouwenspersoon, heeft eind 2018 e-mails met betrekking tot de overname op het bureau van [verweerder] zien liggen. Hij heeft hierover vervolgens met haar gesproken en heeft uitdrukkelijk geheimhouding bedongen. Zij is dit nagekomen tot het moment waarop zij het zojuist bedoelde WhatsApp bericht met haar broer, [CEO] , heeft besproken. Het feit dat zij dat heeft gedaan, is haar kwalijk te nemen. [verweerder] betwist dat hij een medewerker van KLG heeft blootgesteld aan giftige stoffen. KLG heeft hem hierop nimmer aangesproken. [verweerder] heeft, nadat hij op 17 oktober over de onbekende stof was geïnformeerd, meegedeeld dat de containers moesten worden vervoerd naar Suurd Gas Control B.V. voor behandeling. De stelling van KLG, dat [verweerder] disfunctioneert, is gebaseerd op vage, niet onderbouwde stellingen. KLG heeft hem niet laten weten dat zij vindt dat hij gebrekkig functioneert en heeft geen functioneringsgesprekken met hem gevoerd, terwijl met hem evenmin een serieus verbetertraject is afgesproken. KLG verzuimt te vermelden dat [verweerder] in zijn functioneren werd gehinderd door [vorige manager KLG Rotterdam] , de vorige manager van KLG te Rotterdam. [vorige manager KLG Rotterdam] werkte hem tegen en nam geen instructies van hem aan. Van belang is verder dat [CEO] op enig moment aan het personeel heeft laten weten dat zij zich ten alle tijde rechtstreeks tot hem konden wenden indien zij het niet eens waren met het beleid van [verweerder] . [CEO] heeft aldus zelf een ondoorzichtige en onduidelijke organisatiestructuur gecreëerd. Het is verder niet juist dat [verweerder] niets heeft gedaan om het rendement van KLG Rotterdam te verbeteren. Hij heeft in de gegeven omstandigheden gedaan wat hij kon. De als de producties 11 tot en met 15 aan het verweerschrift gehechte documenten illustreren dit. Aan het in januari 2018 gestarte communicatie trainingstraject voor de medewerkers heeft [verweerder] , zoals was afgesproken, geen deel genomen. In december 2018 is in overleg met [CEO] afgesproken dat zijn zus, [externe coach] , [verweerder] bij staat als vertrouwenspersoon. Er is niet afgesproken dat zij hem zou coachen om zijn functioneren te verbeteren. [verweerder] betreurt het incident betreffende de videoboodschap van januari 2018, welke een van de medewerkers van KLG als discriminerend heeft ervaren. Hij heeft daarvoor aan de betreffende medewerker en aan de andere medewerkers van KLG zijn excuses aangeboden. Met [verweerder] heeft KLG nimmer besproken dat hij zich onaangepast zou hebben gedragen. Hij heeft op verzoek van een aantal salesmedewerkers zijn knie laten zien waaraan hij gewond was geraakt en heeft op verzoek de vastzittende nek van twee collega’s gemasseerd. [verweerder] had met het merendeel van de medewerkers een normale verstandhouding. Alleen met [vorige manager KLG Rotterdam] , [medewerker 2] en [medewerker 3] was de communicatie door hun toedoen moeizaam. De stelling van KLG, dat het klachten regende over [verweerder] , heeft KLG niet onderbouwd. Dit geldt ook met betrekking tot haar stelling dat de arbeidsverhouding tussen partijen verstoord is geraakt. De stelling van KLG, dat sprake zou zijn van een verschil van inzicht over het te voeren beleid, heeft KLG niet eerder met [verweerder] besproken. [verweerder] betwist nadrukkelijk opdracht te hebben gegeven om arbeid in privé bij KLG in rekening te brengen. Met de enkele verklaring van [aannemer] heeft KLG niet bewezen dat hij zich hieraan wel schuldig zou hebben gemaakt. [verweerder] heeft nooit de ICT van KLG in gevaar willen brengen, noch in gevaar gebracht. In overleg met de IT-afdeling van KLG is al geruime tijd geleden een stand alone laptop voor [verweerder] geïnstalleerd. De plaatsing van informatie op een one drive was nodig omdat de laptop van [verweerder] meerdere malen was gecrasht. De privé informatie die KLG op de laptop van [verweerder] heeft gevonden, had zij ongezien behoren te verwijderen. De stelling van KLG, dat [verweerder] niet herplaatsbaar zou zijn, is niet aannemelijk, nu zij kennelijk niet heeft onderzocht of hij bij andere vestigingen van KLG kan werken. Indien de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden zou moeten worden kan [verweerder] , nu hem geen ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan worden verweten, aanspraak maken op de transitievergoeding. Hij maakt daarnaast aanspraak op een billijke vergoeding. KLG heeft ernstig verwijtbaar gehandeld doordat zij bewust heeft aangestuurd op een situatie waarin de arbeidsverhouding duurzaam verstoord is geraakt. Zij heeft hem op onterechte gronden op non-actief gesteld en daarover met derden gesproken, als gevolg waarvan [verweerder] reputatieschade heeft geleden. In de arbeidsovereenkomst met [verweerder] zijn een concurrentiebeding, een relatiebeding en een ronselbeding opgenomen (de artikelen 13, 14 en 16). [verweerder] wil de vernietiging, althans de matiging van deze bedingen. Hierbij is het volgende van belang. [verweerder] heeft de activiteiten van OSA bij KLG ondergebracht. OSA koopt voor haar (180) leden (verhuisbedrijven over de hele wereld) lange termijn zeevrachten in op vaste contracten en publiceert deze in een eigen rate finder op internet. OSA heeft geen werknemers in dienst en de financiële administratie is uitbesteed aan een administratiekantoor. KLG verzorgt de operationele en commerciële activiteiten van OSA. [verweerder] is commercieel directeur van OSA. OSA heeft vijf expediteurs die als havenagent optreden om voor lokale verhuisbedrijven boekingen te doen. KLG treedt als zodanig op voor de Nederlandse markt. Als gevolg van de overname van KLG door Sinotrans, zal KLG vanaf 29 februari 2020 geen lid meer zijn van OSA. Aangezien KLG jegens [verweerder] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan KLG zich niet op het overeengekomen concurrentiebeding beroepen. [verweerder] heeft zich de afgelopen 20 jaar gespecialiseerd in de verhuis- en meubelindustrie en zonnepanelen. Hij is aldus aangewezen op de markt waarop ook KLG opereert. De door OSA met KLG gesloten overeenkomst eindigt per de datum waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt. Er is aldus aanleiding om te bepalen dat het relatiebeding niet geldt voor de klanten, opdrachtgevers en agenten die OSA bij de indiensttreding van [verweerder] bij KLG heeft ingebracht. Dit betreft de relaties die zijn genoemd in het als productie 21 aan het verweerschrift gehechte overzicht. Bij KLG houden [werknemer 1] , [werknemer 2] en [werknemer 3] zich bezig met de operationele activiteiten voor OSA. Aan hun werkzaamheden komt een einde wanneer de arbeidsovereenkomst met [verweerder] eindigt. Het in de arbeidsovereenkomst met [verweerder] opgenomen ronselbeding behoort niet voor hem te gelden. [verweerder] heeft ten onrechte de hem ter beschikking gestelde bedrijfsauto op 7 november 2019 moeten inleveren. KLG dient deze auto voor de resterende duur van het dienstverband aan hem ter beschikking te stellen dan wel als compensatie voor vervangend vervoer aan [verweerder] te betalen een bedrag ad €1.500,= per vier weken.
Aanvullende arbeidsvoorwaarden i.v.m. het ter beschikking stellen van een auto) bij de arbeidsovereenkomst tussen partijen, tot de conclusie dat KLG de door haar aan [verweerder] ter beschikking gestelde auto wegens zijn op non-actiefstelling heeft mogen innemen. Het verzoek van [verweerder] om KLG te veroordelen tot afgifte van de bedrijfsauto voor de resterende duur van het dienstverband en tot de betaling van € 1.500,= per vier weken vanaf 7 november 2019 tot de datum van afgifte van de auto, komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.