ECLI:NL:RBDHA:2020:2083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
09/817176-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van geheimhoudingsplicht door psycholoog in relatie tot vertrouwelijke gegevens van voormalig advocaat

Op 10 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schending van zijn geheimhoudingsplicht. De verdachte, geboren in 1948, heeft in de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 vertrouwelijke informatie over zijn voormalig advocaat, [benadeelde], openbaar gemaakt in een brief aan de deken van de Orde van Advocaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die zich voordeed als psycholoog en cognitief gedragstherapeut, verplicht was om deze informatie geheim te houden op grond van zijn beroepsethiek en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). De verdachte heeft in zijn brief gevoelige persoonlijke informatie over [benadeelde] gedeeld, waaronder een diagnose van een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS). De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, ondanks zijn verweer dat hij niet geregistreerd stond als psycholoog.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de schending en de gevolgen voor [benadeelde], die als patiënt op zijn geheimen vertrouwde. De verdachte had eerder al een taakstraf opgelegd gekregen voor belaging, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank benadrukte dat de schending van de geheimhoudingsplicht ernstige gevolgen heeft gehad voor de psychische gesteldheid van [benadeelde] en zijn werkzaamheden als advocaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/817176-19
Datum uitspraak: 10 maart 2019
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1948 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 december 2019 (regiezitting) en 25 februari 2020 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. Mos en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 25 februari 2020 - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van zijn beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger beroep, te weten psycholoog
en/of (psycho)therapeut en/of cognitieve gedragstherapeutverplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door in een brief aan de deken van de Orde van Advocaten d.d. 25 september 2017 vertrouwelijke gegevens en/of een professioneel oordeel over [benadeelde] op te nemen, terwijl die vertrouwelijke gegevens en/of dat professionele oordeel voortvloeien uit de uitoefening van zijn beroep als psycholoog
en/of (psycho)therapeut en/of cognitieve gedragstherapeut,te weten:
- "Omdat ik [benadeelde] kende via mijn psychologiepraktijk, zoals enkele gesprekken in 2016 over het narcisme van zijn vader, moeder en ex-vrouw (..)" en/of
- "Wel was hij erg blij met mijn adviezen, die hij eerder bij bezoeken over 20 jaar bij psychologen en psychiaters niet eerder gehoord had (..)" en/of
- "Je komt ze in je leven zelden tegen, mensen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Mijn analyse als klinisch psycholoog na 6 september is dat [benadeelde] zeer waarschijnlijk lijdt aan een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS)."

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 heeft schuldig gemaakt aan schending van zijn geheimhoudingsplicht, die hij uit hoofde van zijn beroep als psycholoog, psychotherapeut dan wel cognitief gedragstherapeut en/of wettelijk voorschrift had. De verdachte zou in een brief aan de deken van de Orde van Advocaten vertrouwelijke gegevens en een professioneel oordeel hebben verstrekt over [benadeelde] de voormalig advocaat van verdachte, die hem tijdens de uitoefening van zijn beroep bekend zijn geworden.
De verdachte heeft bekend dat hij de brief aan de deken van de Orde van Advocaten heeft verstuurd.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte uit hoofde van zijn beroep of wettelijk voorschrift was gehouden aan een geheimhoudingsplicht.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zowel uit hoofde van zijn beroep als op grond van een wettelijk voorschrift, namelijk op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO), gehouden was aan een geheimhoudingsplicht en dat de verdachte deze geheimhoudingsplicht heeft geschonden door het versturen van de brief aan de deken van de Orde van Advocaten.
De officier van justitie acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet is gehouden aan enige geheimhoudingsplicht omdat hij niet staat ingeschreven als psycholoog, psychotherapeut of cognitieve gedragstherapeut in enig register.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
Is er sprake van een geheim?
Om van een schending van de geheimhoudingsplicht te kunnen spreken moet er in eerste instantie sprake zijn van een geheim. De rechtbank verstaat onder een geheim elk gegeven dat niet bestemd is om bekend te worden buiten de sfeer waarin het bekend gemaakt is. Bij de beoordeling of sprake is van een zodanig geheim wordt acht geslagen op de aard van de informatie, het moment dat de geheimhoudingsplichtige hiervan kennis kreeg en de hoedanigheid waarin deze hiervan kennis kreeg.
[benadeelde] en de verdachte hebben meerdere malen gesprekken gehad waarin persoonlijke omstandigheden en gevoelens van [benadeelde] werden besproken. Vervolgens heeft de verdachte gegevens over [benadeelde] die hem door deze gesprekken bekend zijn geworden verstuurd in een brief van 25 september 2017 aan de deken van de Orde van Advocaten. [2] Deze brief bevatte de volgende passages:- “Omdat ik [benadeelde] kende via mijn psychologiepraktijk, zoals enkele gesprekken in 2016 over het narcisme van zijn vader, moeder en ex-vrouw (..)’’
- “ Wel was hij erg blij met mijn adviezen, die hij eerder bij bezoeken over 20 jaar bij psychologen en psychiaters niet eerder gehoord had (..)”
- ’ Je komt ze in je leven zelden tegen, mensen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Mijn analyse als klinisch psycholoog na 6
september is dat de heer [benadeelde] zeer waarschijnlijk lijdt aan een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS).’’ [3]
De eerste passage moet worden aangemerkt als geheim omdat die bezwarende informatie bevat over familieleden van [benadeelde] , waarvan redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het niet de bedoeling was dat deze verder bekend zouden worden.
Dit geldt ook voor de tweede passage, omdat deze passage bezwarende informatie bevat waaruit kan worden afgeleid dat [benadeelde] al langere tijd onder behandeling was. Ook de derde passage moet worden gekwalificeerd als geheim omdat het zeer persoonlijke en bezwarende informatie bevat in de vorm van een diagnose. Voor alle drie de passages geldt dat de daarin weergegeven informatie niet openbaar was ten tijde van de bekendmaking door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat alle vertrouwelijke informatie waar tijdens gesprekken tussen de verdachte en [benadeelde] , in een zogenoemde behandelsetting en daarmee in een vertrouwelijke setting, over is gesproken, kan worden aangemerkt als informatie die niet bestemd is om buiten de sfeer van die gesprekken bekend te maken en derhalve als een geheim in de zin van artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.
Geconcludeerd kan worden dat verdachte in zijn brief aan de Orde van Advocaten op 25 september 2017 geheimen over [benadeelde] openbaar heeft gemaakt.
Had verdachte uit hoofde van zijn beroep een geheimhoudingsplicht?
De volgende vraag die aan de rechtbank voorligt, is of de verdachte uit hoofde van zijn beroep als psycholoog, psychotherapeut of cognitieve gedragstherapeut zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden.
De verdachte heeft verklaard dat hij gesprekken met hem heeft gevoerd en dat hij daarbij is opgetreden als ‘coach’. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij het beroep van cognitief gedragstherapeut uitoefende. [4] In de declaraties die de verdachte aan [benadeelde] over de maanden januari, februari en juni 2016 heeft gestuurd, staat telkens vermeld: factuur ‘cognitieve gedragstherapie’. [5] De verdachte heeft verklaard dat hij de beheerder is van de website [naam website] . [6]
Op deze website duidt de verdachte zichzelf aan als psycholoog. [7] De verdachte heeft verklaard dat hij zichzelf op deze website psycholoog heeft genoemd. [8] In de brief die de verdachte op 25 september 2017 aan de deken van de Orde van Advocaten heeft gestuurd verwijst hij naar ‘mijn psychologiepraktijk’ en noemt hij zichzelf eenmaal klinisch psycholoog. [9]
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat de verdachte zich heeft uitgegeven als cognitief gedragstherapeut en psycholoog. De verdachte heeft, zoals hij zelf heeft verklaard, met [benadeelde] verschillende gesprekken gevoerd en naar aanleiding daarvan aan [benadeelde] (professionele) adviezen gegeven en een diagnose gesteld. Daarbij heeft de verdachte zich naar [benadeelde] toe, en ook op zijn website en in de facturen, uitgegeven als psycholoog en cognitief gedragstherapeut. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat de verdachte in zijn behandelrelatie met [benadeelde] is opgetreden als psycholoog en/of gedragstherapeut.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van maatschappelijke normen en de aard van het beroep van psycholoog en cognitief gedragstherapeut, de persoon die als zodanig optreedt een geheimhoudingsplicht heeft en dat die geheimhoudingsplicht dus ook rustte op de verdachte. De verdachte had een behandelrelatie met [benadeelde] en was daarom verplicht de aan hem toevertrouwde geheimen te bewaren uit hoofde van zijn beroep als psycholoog en cognitief gedragstherapeut. Dat de verdachte niet BIG-geregistreerd was en niet aangesloten was bij enige beroepsvereniging doet hier niet aan af. Bovendien verwijst de verdachte zelf op zijn website [naam website] onder andere naar de Beroepscode voor Psychotherapeuten. In deze beroepscode is een heel hoofdstuk besteed aan de geheimhoudingsplicht van een psychotherapeut.
De geheimen die verdachte heeft openbaard zijn zeer persoonlijk en gevoelig, vooral waar het de diagnose BPS betreft. De informatie die de verdachte aan de deken van de Orde van Advocaten bekend heeft gemaakt ziet, anders dan de verdachte heeft gesteld, op geen enkele wijze als onderbouwing van de klacht over [benadeelde] in de uitoefening van zijn beroep als advocaat waarvoor de brief door de verdachte werd verstuurd en vormt dan ook geen rechtvaardiging voor doorbreking van zijn beroepsgeheim.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 uit hoofde van zijn beroep als psycholoog en gedragstherapeut zijn geheimhoudingsplicht opzettelijk heeft geschonden.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten aanzien van de verdachte bewezen dat:
hij in de periode van 25 september 2017 tot en met 27 september 2017 te Zoetermeer en 's-Gravenhage een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van zijn beroep dan wel van vroeger beroep, te weten psycholoog
en/of cognitieve gedragstherapeutverplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door in een brief aan de deken van de Orde van Advocaten d.d. 25 september 2017 vertrouwelijke gegevens en een professioneel oordeel over [benadeelde] op te nemen, terwijl die vertrouwelijke gegevens en dat professionele oordeel voortvloeien uit de uitoefening van zijn beroep als psycholoog
en/of cognitieve gedragstherapeut,te weten:
- "Omdat ik [benadeelde] kende via mijn psychologiepraktijk, zoals enkele gesprekken in 2016 over het narcisme van zijn vader, moeder en ex-vrouw (..)" en
- "Wel was hij erg blij met mijn adviezen, die hij eerder bij bezoeken over 20 jaar bij psychologen en psychiaters niet eerder gehoord had (..)" en
- "Je komt ze in je leven zelden tegen, mensen met een ernstige persoonlijkheidsstoornis. Mijn analyse als klinisch psycholoog na 6 september is dat [benadeelde] zeer waarschijnlijk lijdt aan een Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS)."

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis bij het niet of niet juist uitvoeren van de werkstraf, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schending van zijn geheimhoudingsplicht door privégegevens die hij over [benadeelde] , zijn voormalig advocaat, wist vanuit zijn werkzaamheden als psycholoog en cognitief gedragstherapeut in een brief te sturen aan de deken van de Orde van Advocaten. Dit betrof zeer gevoelige persoonlijke informatie waarvan [benadeelde] absoluut niet wilde dat de Orde van Advocaten, en later ook de Raad van Discipline, hiervan op de hoogte zou raken. Daarbij komt dat [benadeelde] een aantal leden van de Raad van Discipline persoonlijk kende. [benadeelde] vertrouwde er als ‘patiënt’ van de verdachte op dat zijn geheimen bij hem veilig zouden zijn. Het verstrekken van deze gegevens heeft ernstige gevolgen gehad voor de psychische gesteldheid van [benadeelde] en ook voor zijn werkzaamheden als advocaat, wat ook blijkt uit de verklaring van [benadeelde] op zitting. De rechtbank rekent dit de verdachte aan. Een eerder (zakelijk) conflict tussen [benadeelde] en de verdachte was in dit geval volstrekt geen reden om zeer gevoelige gegevens over de behandeling van [benadeelde] aan anderen te verschaffen. Deze informatie was, anders dan de verdachte heeft verklaard, ook niet nodig ter onderbouwing van zijn klacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 23 januari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor belaging tot een taakstraf.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal een deel van de op te leggen taakstraf in voorwaardelijke vorm, als stok achter de deur, opleggen, nu de verdachte zich niet bewust lijkt te zijn van zijn geheimhoudingsplicht als behandelaar en hoe ernstig schending van deze plicht is.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 272 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij rechtens golden dan wel gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van zijn beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van
80 (TACHTIG) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
40 (VEERTIG) DAGEN;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
40 (VEERTIG) uren, subsidiair 20 (twintig) dagen vervangende hechtenis,
nietzal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op drie jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Chr.A.J.F.M. Hensen, voorzitter,
mr. C.W. de Wit, rechter,
mr. M. Rigter, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. F. Westhoek en A. Heeres, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2019157020 van de politie eenheid Den Haag, district Zoetermeer – Leidschendam Voorburg, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 31).
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2020
3.Een geschrift, te weten een brief van [verdachte] aan de deken van de Orde van Advocaten d.d. 25 september 2017 (blz. 18-20)
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2020
5.Geschriften, te weten een drietal facturen van [bedrijfsnaam] aan [benadeelde] van 28 januari 2016, 17 februari 2016 en 20 juni 2016 (bijlage 5 van de brief van 22 januari 2020 van [benadeelde] aan de officier van justitie)
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2020
7.Een geschrift, te weten een printscreen van de website [naam website] (bijlage 6 van de brief van 22 januari 2020 van [benadeelde] aan de officier van justitie)
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 februari 2020
9.Een geschrift, te weten een brief van [verdachte] aan de deken van de Orde van Advocaten d.d. 25 september 2017 (blz. 18-20)