ECLI:NL:RBDHA:2020:2136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
C-09-583147-KG ZA 19-1102(2)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvullingsvonnis in kort geding betreffende dwangsom en merkinbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2020 een aanvullingsvonnis gewezen in een kort geding tussen Synthese iGGz B.V. en een gedaagde partij. Het aanvullingsvonnis volgt op een eerder vonnis van 5 februari 2020, waarin niet expliciet was geoordeeld over de gevorderde dwangsom. Synthese iGGz had verzocht om verbetering of aanvulling van het vonnis, omdat in de overwegingen niet was vermeld dat het ging om een veroordeling tot het doen of nalaten onder verbeurte van een dwangsom. De gedaagde heeft bezwaar gemaakt tegen dit verzoek, met de stelling dat de gevorderde dwangsommen onvoldoende bepaalbaar zijn.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er aanleiding is voor aanvulling van het vonnis op grond van artikel 32 Rv, omdat de dwangsom niet was opgenomen in de weergave van de vorderingen. De rechter heeft geoordeeld dat de dwangsommen, zoals gevorderd door Synthese iGGz, ten onrechte niet waren meegenomen in de beslissing. In het aanvullingsvonnis is bepaald dat een dwangsom van € 5.000,- per dag zal worden opgelegd voor het niet naleven van de veroordelingen, met een maximum van € 200.000,-. Dit aanvullingsvonnis is openbaar uitgesproken op 10 februari 2020 en zal worden vermeld op de minuut van het eerdere vonnis van 5 februari 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/583147 / KG ZA 19-1102
Herstelvonnis in kort geding van 10 februari 2020
in de zaak van
SYNTHESE IGGZ B.V.,
te Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. drs. P.A. Visser te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H. Bulut-Yazir te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Synthese iGGz en [gedaagde] genoemd worden.

1.Het verzoek tot verbetering dan wel aanvulling

1.1.
Op 5 februari 2020 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen in de tussen partijen aanhangige kort geding procedure (hierna: het vonnis).
1.2.
Per faxbericht van 5 februari 2020 heeft mr. Visser namens Synthese iGGz verzocht het vonnis te verbeteren dan wel aan te vullen op grond van artikel 31 dan wel 32 Rv [1] , omdat in de overwegingen 4.12 tot en met 4.16 van het vonnis niet is vermeld dat het gaat om een veroordeling tot het doen of nalaten onder verbeurte van een dwangsom. In het dictum is ook niet geoordeeld over de gevorderde dwangsom.
1.3.
Op 6 februari 2020 heeft mr. Bulut-Yazir namens [gedaagde] de voorzieningenrechter bericht bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek. Volgens [gedaagde] is – samengevat – onduidelijk welke dwangsom op welke vordering van toepassing is zodat de gevorderde dwangsommen onvoldoende bepaalbaar zijn.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 31 Rv verbetert de rechter kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen. Hiervan is sprake indien voor partijen en derden direct duidelijk is dat van een vergissing sprake is en waarin de fout is gelegen. Op grond van artikel 32 Rv vult de rechter het vonnis aan indien is verzuimd te beslissen over een onderdeel van het gevorderde of verzochte.
2.2.
Synthese iGGz heeft in haar dagvaarding onder randnummer 96. de volgende alinea opgenomen:
2.3.
De vordering zoals opgenomen in de dagvaarding van Synthese iGGz bestaat uit negen gedachtestreepjes. De eerste zes zijn in het vonnis samengevat met de nummering in romeinse cijfers I tot en met V (waarbij de eerste twee gedachtestreepjes zijn samengevoegd in vordering I). Bij de formulering van de afgewezen vorderingen tot staking van merkinbreuk, de vorderingen sub IV en V, is – net als bij de later ingetrokken vordering tot overdracht van een twitteraccount – aansluitend de vordering tot oplegging van een dwangsom opgenomen.
2.4.
Bij de formulering van de toegewezen vorderingen sub I en III is de vordering tot oplegging van een dwangsom niet aansluitend opgenomen. Die vorderingen zijn als volgt geformuleerd:
(…)
2.5.
Synthese iGGz heeft in haar petitum achter het zevende gedachtestreepje gevorderd dat zowel het primair als het subsidiair gevorderde versterkt wordt met een dwangsom:
2.6.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in het vonnis onder 3.1. de vordering is samengevat, waarbij de dwangsom slechts is opgenomen voor zover het de verboden onder IV en V betreft. De dwangsom zoals Synthese iGGz die heeft gevorderd op de wijze zoals hierboven sub 2.4 is weergegeven, is niet in deze weergave van de vordering opgenomen. In het dictum is aan de veroordeling zoals in het vonnis vermeld onder 5.1. en 5.2. geen dwangsom verbonden.
2.7.
Voor aanvulling van het vonnis op grond van artikel 32 Rv is aanleiding, nu de voorzieningenrechter had moeten onderkennen dat Synthese iGGz de in het petitum opgenomen dwangsommen ook heeft verbonden aan haar primaire en subsidiaire vorderingen, ondanks dat zij deze niet aansluitend aan de vordering heeft opgenomen waar zij dat wel heeft gedaan ten aanzien van de andere vorderingen. De in het petitum apart gevorderde dwangsommen zijn dan ook ten onrechte niet meegenomen in de weergave van de vorderingen en betrokken bij de beslissing. Dat, zoals [gedaagde] aanvoert, de opzet van de formulering van de dwangsom bij de verschillende vorderingen onlogisch is en verwarring schept, doet er niet aan af dat deze ook ten aanzien van de toegewezen vorderingen wel gevorderd is.
2.8.
De voorzieningenrechter zal het vonnis dan ook op na te melden wijze aanvullen.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
bepaalt dat na onderdeel V van rechtsoverweging 3.1. van het vonnis een nieuw onderdeel VI wordt ingevoegd dat luidt:
VI) tot betaling van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat [gedaagde] nalaat aan de veroordelingen als bedoeld onder I) tot en met III) gevolg te geven, met een maximum van € 200.000,-;
3.2.
bepaalt dat onderdeel VI van rechtsoverweging 3.1. van het vonnis wordt vernummerd naar onderdeel VII;
3.3.
bepaalt dat in het lichaam van het vonnis een nieuwe overweging wordt ingevoegd dat luidt:
4.17
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de toegewezen vorderingen te versterken met een dwangsom als gevorderd, met ingang van twee dagen na betekening van dit (herstel)vonnis.
3.4.
bepaalt dat de onderdelen 5.1. en 5.2. van het dictum van het vonnis, waar staat:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het
offlinezetten en houden van de website www.synthesezorg.nl in die zin dat dat na ingeven van de domeinnaam een blanco scherm wordt getoond;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de naam
Syntheseen/of
Synthese Zorgen/of enige naam met daarin de naam
Syntheseof een fonetisch gelijkluidende naam, in het bijzonder e-mailadressen met de extensie “synthesezorg.nl”;
wordt gewijzigd in:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot het
offlinezetten en houden van de website www.synthesezorg.nl in die zin dat dat na ingeven van de domeinnaam een blanco scherm wordt getoond, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat [gedaagde] nalaat aan deze veroordeling gevolg te geven, met een maximum van € 200.000,- en met ingang van twee dagen na betekening van dit (herstel)vonnis;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot het staken en gestaakt houden van het gebruik van de naam
Syntheseen/of
Synthese Zorgen/of enige naam met daarin de naam
Syntheseof een fonetisch gelijkluidende naam, in het bijzonder e-mailadressen met de extensie “synthesezorg.nl”, onder verbeurte van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat [gedaagde] nalaat aan deze veroordeling gevolg te geven, met een maximum van € 200.000,- en met ingang van twee dagen na betekening van dit (herstel)vonnis;
3.5.
bepaalt dat deze aanvulling onder vermelding van de datum 10 februari 2020 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 5 februari 2020;
3.6.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 5 februari 2020 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2020.

Voetnoten

1.Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering