ECLI:NL:RBDHA:2020:2180
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Weigering omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten in bedrijfspand en handhaving bestemmingsplan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2020 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Teylingen. Eiser, eigenaar van een perceel te [plaats], had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het verbouwen van een bedrijfspand tot huisvesting voor arbeidsmigranten. Het college weigerde deze vergunning op 18 juli 2019 en legde eiser een last onder dwangsom op om de strijdige situatie te beëindigen. Eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij van mening was dat de handhaving onevenredig was en dat de B&B op zijn perceel ook voor arbeidsmigranten gebruikt mocht worden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de uitleg van het bestemmingsplan niet in overeenstemming was met de handhaving door het college. De voorzieningenrechter concludeerde dat de definitie van een B&B in het bestemmingsplan niet toestond dat de kamers permanent verhuurd werden aan arbeidsmigranten. De voorzieningenrechter vond dat er geen concreet zicht op legalisatie was en dat de handhaving niet onevenredig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat handhaving in het algemeen belang is en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden.