ECLI:NL:RBDHA:2020:2215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis door jongvolwassene
In deze zaak heeft eiseres, een jongvolwassene met de Syrische nationaliteit, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis werd afgewezen. De moeder van eiseres, die op 26 september 2017 een verblijfsvergunning asiel heeft verkregen, had op 13 maart 2018 namens eiseres een aanvraag ingediend. Deze aanvraag werd op 30 maart 2018 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bestreden besluit, dat het bezwaar ongegrond verklaarde, werd genomen na nader onderzoek naar de feitelijke gezinsband tussen eiseres en haar moeder. Eiseres was uitgenodigd voor een interview op de ambassade in Beiroet, maar verscheen daar niet, wat leidde tot twijfels over de gezinsband.
Tijdens de zitting op 17 januari 2020 werd bevestigd dat eiseres enige tijd vermist was geweest, wat haar afwezigheid bij het interview verklaarde. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit terecht was, omdat niet kon worden vastgesteld of er sprake was van een feitelijke gezinsband. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.