ECLI:NL:RBDHA:2020:2435
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.E.M. Taselaar
- H.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Italië
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 februari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.M. Sidler, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, het bestreden besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, was dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag.
Verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zitting vond plaats op 11 maart 2020, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde en een tolk. De verweerder was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A.A. Agayev. Tijdens de zitting werd de zaak NL20.4988 gelijktijdig behandeld, wat relevant was voor de beoordeling van het verzoek om voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als de rechtbank nog niet op het beroep heeft beslist. Aangezien de rechtbank op dezelfde dag het beroep in de bodemzaak NL20.4988 ongegrond had verklaard, was er geen mogelijkheid meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en aan de partijen bekendgemaakt, waarbij tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.