Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3 januari 2020 heeft hij naar voren gebracht dat zijn woning op 15 september 2018 was beklad. In het bestreden besluit (pagina 6) heeft verweerder terecht opgemerkt dat het op de weg van eiser lag om in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, tijdens de beroepsprocedure of bij het aanvullend gehoor te vermelden dat hij bij het nader gehoor op dit punt onjuist heeft verklaard. Eisers verklaring voor zijn onjuiste verklaring, dat hij bang was om niet te worden geloofd, acht de rechtbank onvoldoende redengevend, te meer daar niet kan worden ingezien waarom eiser bij het noemen van een (naar gesteld juiste) datum niet zou worden geloofd. Bovendien, indien van de juistheid van eisers verklaring (dat het huis reeds voor 16 september 2018 zou zijn beklad) moet worden uitgegaan, rijmt dit niet met eisers verklaringen dat hij tot eind januari 2019 in dat huis zou hebben verbleven (pagina 21, nader gehoor) en dat hij in december 2018 is gestopt met demonstreren omdat het toen gevaarlijk werd (pagina 13, nader gehoor). Ook strookt dit niet met eisers eerdere verklaring dat de bekladding van zijn huis de directe aanleiding voor zijn vertrek uit zijn land van herkomst vormde. Voor zover eiser in de zienswijze heeft gesteld dat hij na de bekladding van zijn huis naar het noorden is vertrokken om daar te demonstreren, strookt ook dit niet met zijn eerdere verklaring.
Beslissing
P. Deinum, griffier.