3.4.1Dagvaarding I
Nu de verdachte de feitelijk aan hem verweten gedraging heeft bekend en door de raadsman enkel een juridisch verweer is gevoerd, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en de bespreking van het gevoerde verweer.
De rechtbank acht het onder 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 91-96;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 476-486;
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 21 augustus 2019, zaaknummer 2019.05.22.135 (aanvraag 004), p. 512-513.
Opzet voorbereidingshandelingen
De verdediging heeft aangevoerd dat - hoewel de verdachte heeft verklaard verantwoordelijk te zijn voor alles wat in zijn woning is aangetroffen - de verdachte nooit tot doel heeft gehad harddrugs te vervaardigen. De verdachte ontving jaren geleden, in het kader van een op te bouwen hennepplantage, van verschillende mensen de hiervoor benodigde goederen, zoals emmers en PH-meters. Daarbij kreeg hij doorgaans ook allerlei andere goederen mee, die altijd in zijn woning zijn blijven staan. Dat de verdachte heeft verklaard dat de aangetroffen spullen van hem zijn, maakt niet dat de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen en het opzet daarop wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, aldus de raadsman.
De rechtbank acht het door de verdediging geschetste scenario ongeloofwaardig. Hiertoe overweegt de rechtbank dat naast de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen eveneens een grote hoeveelheid MDMA tabletten en amfetamine olie zijn aangetroffen in de woning van de verdachte.Ook zijn in een emmer verschillende soorten stempels aangetroffen, waaronder een stempel van een Glock logo. De Forensische Opsporing (hierna: FO) heeft gerelateerd dat deze stempel overeenkomt met het Glock logo op de aangetroffen MDMA tabletten. In een andere emmer zijn restanten van een goudkleurige poedersubstantie aangetroffen, waarvan door het Nederlands Forensisch Instituut is geconcludeerd dat dit poeder MDMA bevat. Bij weer een andere emmer werd door de FO de geur van amfetamine geroken. Ook werden op de hydraulische pers witte poederrestanten gezien, waarvan de indicatieve test op de aanwezigheid van cocaïne wees. Onderzoek door het Nederlands Forensisch instituut heeft uitgewezen dat in totaal vier verschillende soorten versnijdingsmiddelen zijn aangetroffen in de woning van de verdachte, waarbij het gaat om versnijdingsmiddelen voor onder meer amfetamine en cocaïne. De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna: LFO) heeft uiteindelijk geconcludeerd dat in de woning van de verdachte kennelijk sprake was van vervaardiging en/of verwerking van synthetische drugs.
Het is naar het oordeel van de rechtbank dan ook evident dat de verdachte wist dat de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen bestemd waren voor het vervaardigen van, dan wel de handel in harddrugs, gelet op het samenstel van de aangetroffen voorwerpen en de genoemde bevindingen van de FO en LFO. De verdachte heeft verklaard dat hij altijd keek wat hij aan goederen binnenkreeg en hij wist van wat voor mensen deze goederen afkomstig waren, namelijk van mensen in het criminele circuit. Gelet daarop en gelet op het feit dat de verdachte zelf - gelet op zijn documentatie - ook niet geheel onbekend is in de wereld van de verdovende middelen, wist hij waarvoor deze goederen waren bestemd. Hij had dan ook opzet op de voorbereidingshandelingen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Aangezien de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend, hij nadien niet anders heeft verklaard en de raadsman van de verdachte ten aanzien van het opzettelijk aanwezig hebben van de MDMA tabletten en amfetamine olie geen vrijspraak heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2020;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 91-96;
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 11 april 2019, zaaknummer 2019.04.11.175 (aanvraag 002), p. 254;
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 april 2019, zaaknummer 2019.04.11.175 (aanvraag 003), p. 242-243;
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 april 2019, zaaknummer 2019.04.11.175 (aanvraag 004), p. 248;
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 april 2019, zaaknummer 2019.04.11.175 (aanvraag 005), p. 249;
- een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 april 2019, zaaknummer 2019.04.11.175 (aanvraag 006), p. 250.
Partiële vrijspraak cocaïne
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van 54,11 gram cocaïne niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van dat onderdeel van de tenlastelegging.
3.4.1.3 Vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het onder 3 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, nu zich hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt.
3.4.1.4 Vrijspraak feit 4
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verdachte van het onder 4 tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, nu zich hiervoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt.
3.4.2Dagvaarding II
Bewijsmiddelen
Op 2 mei 2019 heeft bij de vestiging van [naam opslagbedrijf] aan de [adres] te Den Haag in [boxnummer] een doorzoeking plaatsgevonden. Aldaar werden onder meer gesloten en geopende dozen met gekleurde poeders en gesloten kratten met poederresidu aan meerdere zijden aangetroffen. Ook lag er poeder op de grond. Voornoemde dozen en kratten werden geopend. Hierbij bleek dat deze gevuld waren met al dan niet gesealde poeders. Naar aanleiding hiervan is de FO ter plaatse gekomen.
Op 16 mei 2019 zijn door de FO onder meer de navolgende goederen onderzocht en bemonsterd:
- een krat met een roze poedersubstantie met een totaal netto gewicht van 14.400 gram;
- een krat met een roze poedersubstantie met een totaal netto gewicht van 9.300 gram;
- een krat met een groene poedersubstantie met een totaal netto gewicht van 13.450 gram;
- een krat met een gele poedersubstantie met een totaal netto gewicht van 6.550 gram.
Deze monsters zijn ingezonden naar het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (hierna: RIVM). Uit onderzoek van het RIVM is gebleken dat voornoemde poedersubstanties MDMA bevatten.Het totaalgewicht van het MDMA poeder betrof 43,7 kilogram.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruik maakte van de [naam opslagbedrijf] box, verantwoordelijk is voor de in deze opslagruimte aangetroffen goederen en dat deze goederen - met uitzondering van de bedrijfsinventaris van zijn broer - van hem zijn. De verdachte heeft verder verklaard dat hij deze spullen kreeg op dezelfde manier als dat hij de in zijn woning aangetroffen voorwerpen kreeg. Zijn idee was deze spullen door te verkopen.
Het oordeel van de rechtbank
De verdediging heeft aangevoerd dat in het overgrote deel van de aangetroffen dozen en kratten geen verdovende middelen zaten. De verdachte heeft de betreffende dozen en kratten meegekregen met 40 andere dozen. Hij was er dan ook niet van op de hoogte dat in de aangetroffen kratten MDMA poeder zat, aldus de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat dit verweer feitelijke grondslag mist, nu de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat, hij vroeg of laat altijd de dozen opende en keek wat hij had ontvangen. De spullen die hij echt niet kon gebruiken gooide hij weg en wat interessant was, bleef staan. Dat het hier ging om een dubieuze poedersubstantie was bovendien ook direct met het blote oog zichtbaar, nu er poederresidu aan de buitenkant van de aangetroffen kratten zat en er eveneens poederrestanten op de grond lagen. Daaruit leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat er poeders in de dozen zaten. De rechtbank overweegt verder dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat de verdachte zich bewust was van het feit van wie deze spullen afkomstig waren, namelijk van mensen in het criminele circuit. Het ontvangen van een dermate grote hoeveelheid van een dubieuze poedersubstantie had - mede in aanmerking genomen dat in de woning van de verdachte eveneens een grote hoeveelheid verdovende middelen is aangetroffen - dan ook de nodige alarmbellen moeten doen rinkelen.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat de verdachte met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de in de [naam opslagbedrijf] box aangetroffen poedersubstanties MDMA zouden bevatten. Gelet op voorgaande acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich op 2 mei 2019 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 43,7 kilogram MDMA poeder.
Bewijsmiddelen
Bij de doorzoeking van de [naam opslagbedrijf] box met [boxnummer] , gevestigd aan de [adres] te Den Haag op 2 mei 2019 zijn - naast de onder feit 1 genoemde 43,7 kilo MDMA poeder - een veelheid aan dozen, kratten, emmers en (vuilnis)zakken met gekleurde poeders aangetroffen.
Op 16 mei 2019 zijn door de FO onder meer de navolgende goederen onderzocht en bemonsterd:
- een geopende vacuumzak met een licht paarse poedersubstantie met een totaal netto gewicht van 1.400 gram;
- vuilniszakken gevuld met een wit/gelige poedersubstantie met een totaal netto gewicht van 36.550 gram;
- zakjes gevuld met een roze poedersubstantie met een totaal netto gewicht van 13.020 gram.
Deze monsters zijn ingezonden naar het NFI met de vraag of deze stoffen bevatten
die gebruikt kunnen worden voor het maken van tabletten. In de monsters bleek
zetmeel, cellulose en stearaat te zitten. Het NFI heeft geconcludeerd dat deze stoffen
geschikt zijn als hulpstof in de productie van tabletten.
Ook is in de [naam opslagbedrijf] box een krat met paarse poeder restanten aangetroffen waarin de volgende goederen zaten: drie maatscheppen, twee blenders en drie zeven, waarvan de volgende voorwerpen door de FO zijn bemonsterd:
- een metalen maatschep met roze poederrestanten;
- een blender met in het menggedeelte een groene poedersubstantie;
- een rechthoekige zeef met paarse poederrestanten.
Deze poedersubstanties zijn vervolgens door het NFI onderzocht. Zowel de restanten op de
maatschep, als ook de groene poedersubstantie in de blenderen de paarse
poederrestanten op de zeefbleken MDMA te bevatten.
Ook werd in de opslagruimte een doos met daarin 12 witte flessen met de opdruk loodgieterontstopper aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat deze flessen gelijkend zijn aan een tweetal lege flessen aangetroffen in de woning van de verdachte.
Uit onderzoek van één van de telefoons die in de woning van de verdachte in beslag werden genomen, is gebleken dat hier foto’s op stonden van kartonnen dozen en een gesealde, transparante verpakking met daarin een roze stof. Op de kartonnen dozen waren aantallen genoteerd, gevolgd door ‘roze’ en ‘geel’. Gedurende de doorzoeking van de opslagruimte werden soortgelijke zakken met daarin roze en gele poeders aangetroffen.
De FO heeft, gezien de in onderliggend onderzoek aangetroffen, bemonsterde en onderzochte goederen, geconcludeerd dat behalve het aanwezig hebben, kennelijk ook sprake is van het bewerken en/of verwerken van harddrugs.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gebruik maakte van de [naam opslagbedrijf] box, verantwoordelijk is voor de in de opslagruimte aangetroffen goederen en dat deze goederen - met uitzondering van de bedrijfsinventaris van zijn broer - van hem zijn. De verdachte heeft ook verklaard dat hij deze spullen kreeg op dezelfde manier als dat hij de in zijn woning aangetroffen voorwerpen kreeg. Zijn idee was deze spullen door te verkopen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat - met inachtneming van al hetgeen zij eerder heeft overwogen - en gelet op de feiten en omstandigheden waaronder de tenlastegelegde goederen zijn aangetroffen, de aanmerkelijke kans bestond dat de aangetroffen goederen bestemd waren voor de productie van MDMA en amfetamine. Daarbij is van belang dat soortgelijke goederen ook in de woning van de verdachte zijn aangetroffen. Zoals de verdachte zelf heeft verklaard, kreeg hij deze goederen van mensen uit het criminele circuit. Door die goederen desondanks aan te nemen en in de opslagruimte op te slaan, terwijl de verdachte zich terdege bewust was van de herkomst hiervan, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte deze kans bewust heeft aanvaard en daarmee opzet had op de voorbereidingshandelingen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit.