ECLI:NL:RBDHA:2020:2572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
NL20.6326 en NL20.6373
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van Spanje voor asielaanvraag in het kader van de Dublinprocedure en afwijzing van voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in het kader van een asielaanvraag van eiser, die stelt Jemenitisch te zijn. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank wijst op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat Nederland mag uitgaan van de veronderstelling dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er in zijn geval sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure of opvangvoorzieningen in Spanje die zouden leiden tot een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling.

De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de tijdelijke opschorting van Dublinoverdrachten vanwege de coronamaatregelen de verantwoordelijkheid van Spanje voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser niet wegneemt. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat de overdracht onevenredige hardheid zou opleveren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. E. Frieling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.6326 en NL20.6373
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser en verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , eiser en verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank/de voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) doet, gelet op de aangevoerde gronden en in het licht van de bestendige en actuele jurisprudentie op grond van artikelen 8:54, eerste lid, en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiser stelt de Jemenitische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1994.
3. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Deze verordening is de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening). In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek op 15 januari 2020 middels een claimakkoord aanvaard.
4. Eiser voert in beroep aan dat het bestreden besluit niet op een draagkrachtige motivering rust. Ten onrechte persisteert verweerder in de stelling dat eiser een alias heeft gebruikt. Ook heeft verweerder ten onrechte niet de behandeling van de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening naar zich toegetrokken. Eiser heeft in de zienswijze gemotiveerd aangegeven waarom verweerder de behandeling van de asielaanvraag naar zich toe moet trekken. Eiser baseerde zich daarbij op een AIDA-rapport van 2018, update 2019. [1] Verweerder stelt in het bestreden besluit echter dat aan de inhoud van de landeninformatie omtrent de toegang tot de asielprocedure en opvang van
Dublinclaimanten in Spanje voorbij kan worden gegaan, omdat sprake is van een claimakkoord met Spanje. Eiser stelt dat verweerder daarin niet kan worden gevolgd. Blijkens het AIDA-rapport is er namelijk geen sprake van enig verschil tussen de behandeling van Dublinclaimanten met een claimakkoord of fictief akkoord. Ten slotte stelt eiser dat gezien de huidige gezondheidscrisis door het coronavirus verweerder moet afzien van het overdragen van Dublinclaimanten aan andere lidstaten.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid ten opzichte van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan en dat in Spanje sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel risico zal lopen op onmenselijke of vernederende behandelingen in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Naar het oordeel van de rechtbank is eiser daarin niet geslaagd.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het aangehaalde AIDA-rapport onvoldoende grondslag biedt voor de conclusie dat ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Uit het rapport blijkt weliswaar dat er tekortkomingen zijn, maar niet dat het weigeren van opvang aan Dublinclaimanten structureel gebeurde en nog steeds gebeurt. Uit het rapport blijkt ook dat het Hooggerechtshof in Spanje de Spaanse regering in januari 2019 heeft veroordeeld voor het weigeren van opvang aan asielzoekers die binnen de Dublinprocedure naar Spanje zijn teruggekeerd en dat het ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid een instructie heeft uitgevaardigd waarbij wordt vastgesteld dat asielzoekers niet zullen worden uitgesloten van het opvangsysteem als zij Spanje vrijwillig verlaten om een ander EU-land te bereiken (zie pagina 34 en pagina 57 van voormeld AIDA-rapport). Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat eiser bij terugkeer naar Spanje een risico loopt op (indirect) refoulement zonder een serieuze beoordeling van zijn asielaanvraag. De Spaanse autoriteiten hebben door middel van het claimakkoord gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming in behandeling te nemen. In dit verband heeft verweerder terecht aangevoerd dat voor zover eiser meent dat gebreken bestaan in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen, hij zich moet wenden tot de (hogere) Spaanse autoriteiten, dan wel de geëigende instanties in Spanje. Niet is gebleken dat zij hem niet zouden kunnen of willen helpen.
5.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Spanje de internationale verplichtingen nakomt. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zijn standpunt voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft hoeven maken van zijn bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming van eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening nu eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt.
5.3.
Uit berichtgeving van de Dienst Terugkeer en Vertrek van 16 maart 2020 blijkt dat vanwege de gezondheidssituatie in verband met het coronavirus veel Dublinoverdrachten tijdelijk worden opgeschort. [2] De rechtbank overweegt dat deze tijdelijke opschorting van Dublinoverdrachten niet de verantwoordelijkheid van Spanje voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser wegneemt, noch de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. De termijn voor overdracht, genoemd in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, verstrijkt bovendien pas op 15 juli 2020. Verder overweegt de rechtbank over deze beroepsgrond dat, wanneer de Dublinoverdrachten weer worden hervat en eiser in Spanje problemen ervaart of meent dat Spanje zich niet houdt aan zijn internationale verplichtingen, het op de weg van eiser ligt om zich te wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) Spaanse autoriteiten dan wel geëigende instanties in Spanje.
5.4.
Ten aanzien van de stelling van eiser dat uit de bestreden besluitvorming blijkt dat aan hem een alias wordt toegeschreven, terwijl dat volgens eiser niet juist is, overweegt de rechtbank dat het in deze procedure alleen gaat om het vaststellen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag, en dat niet inhoudelijk wordt ingegaan op zijn asielrelaas.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan – voor zover hierbij is beslist op het beroep – verzet worden gedaan bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Het AIDA-rapport is online in te zien via http://www.asylumineurope.org/.
2.https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/Actueel/Nieuws2020/activiteiten-dtv-op-laag-pitje.aspx.