ECLI:NL:RBDHA:2020:2573

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
NL20.6272 en NL20.6273
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublinprocedure en interstatelijk vertrouwensbeginsel in asielaanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in de zaken NL20.6272 en NL20.6273, waarbij de eiser, een Soedanese man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij in Frankrijk geen nieuwe asielaanvraag kan indienen en dat hij daardoor verstoken blijft van opvang en medische zorg. Hij stelt dat er risico op indirect refoulement bestaat, wat betekent dat hij in Frankrijk niet veilig is.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel heeft mogen beroepen, wat inhoudt dat ervan kan worden uitgegaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen jegens eiser zal nakomen. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit uitgangspunt in zijn geval onjuist is. De rechtbank wijst erop dat de garantie van de verantwoordelijke lidstaat om het asielverzoek in behandeling te nemen ook inhoudt dat de nodige maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de vreemdeling het land verlaat als zijn verzoek is afgewezen. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij medische zorg nodig heeft en heeft niet aangetoond dat hij eerder heeft geklaagd bij de Franse autoriteiten.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser kennelijk ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.6272 en NL20.6273
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser en verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , eiser en verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank/de voorzieningenrechter (hierna: de rechtbank) doet, gelet op de aangevoerde gronden en in het licht van de bestendige en actuele jurisprudentie op grond van artikelen 8:54, eerste lid, en 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiser stelt de Soedanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1981.
3. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Deze verordening is de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening). In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek op 14 februari 2020 middels een claimakkoord aanvaard.
4. Eiser stelt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat in geval van overdracht er sprake kan zijn indirect refoulement, waardoor ten onrechte geen toepassing wordt gegeven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. In Frankrijk kan hij namelijk geen nieuwe asielaanvraag indienen, waardoor hij eveneens verstoken blijft van opvang en medische zorg. Dit blijkt volgens eiser ook uit de uitspraak van 25 april 2019 van het Duitse Verwaltungsgericht Arnsberg (zaaknummer 12L190/19.A) en het AIDA-rapport dat in die uitspraak wordt aangehaald. Klagen in Frankrijk is bovendien zinloos, omdat het Frans beleid is om herhaalde aanvragers niet onmiddellijk opvang te bieden. In die zin is er sprake van een structurele tekortkoming in het Franse systeem. Het feit dat eiser een alleenstaande man is, doet daar niet aan af. Eiser is derhalve van mening dat Frankrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt, zodat verweerder de asielaanvraag aan zich dient te trekken. Ten slotte verzoekt eiser de behandeling van zijn beroep aan te houden, gelet op de huidige onzekere situatie in verband met het coronavirus.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder zich met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt heeft mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen jegens eiser zal nakomen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit uitgangspunt in zijn geval onjuist is. Frankrijk garandeert met het claimakkoord dat een asielaanvraag van eiser conform internationale verplichtingen in behandeling zal worden genomen. De garantie van de verantwoordelijke lidstaat om het asielverzoek in behandeling te nemen omvat ook dat die lidstaat de nodige maatregelen neemt en ten uitvoer legt om ervoor te zorgen dat de vreemdeling wiens verzoek om internationale bescherming al is afgewezen die lidstaat verlaat. Daarbij is van belang dat de Terugkeerrichtlijn, de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn ook gelden voor de asielprocedure in Frankrijk en dat deze leidend zijn in geval uitzetting naar Soedan voor eiser in beeld komt. De rechtbank merkt verder op dat ook in Nederland, in overeenstemming met de Europese richtlijnen, geen recht bestaat op opvang als de asielaanvraag is afgewezen. Dat eiser medische zorg nodig zou hebben, is niet onderbouwd. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de Franse autoriteiten zijn vrees voor (indirect) refoulement niet zorgvuldig zullen beoordelen. Mocht eiser van mening zijn dat Frankrijk zich niet houdt aan zijn internationale verplichtingen, dan kan eiser hierover zijn beklag doen bij de Franse autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser eerder heeft geklaagd bij de (hogere) Franse autoriteiten dan wel geëigende instanties in Frankrijk, of dat dit voor hem niet mogelijk is, dan wel bij voorbaat zinloos. Het beroep van eiser op de uitspraak van het Verwaltungsgericht Arnsberg leidt niet tot een ander oordeel. In die zaak ging het om een moeder met psychische klachten die geen opvang kon regelen voor haar zieke minderjarige kind. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat deze situatie zich hier niet voordoet.
5.1.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft hoeven maken van zijn bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming van eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, nu eiser niet heeft aangegeven welke bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van eiser van onevenredige hardheid getuigt. Voor zover de gestelde medische omstandigheden van eiser daartoe zouden nopen, behoefde verweerder eiser niet te volgen, nu eiser deze omstandigheden niet met (recent gedateerde) documenten heeft onderbouwd.
5.2.
Uit berichtgeving van de Dienst Terugkeer en Vertrek van 16 maart 2020 blijkt dat vanwege de gezondheidssituatie in verband met het coronavirus veel Dublinoverdrachten tijdelijk worden opgeschort. [1] De rechtbank overweegt dat deze tijdelijke opschorting van Dublinoverdrachten niet de verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser wegneemt, noch de rechtmatigheid van het overdrachtsbesluit. De termijn voor overdracht, genoemd in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening, verstrijkt bovendien pas op 14 augustus 2020. Wanneer de Dublinoverdrachten weer worden hervat en eiser in Frankrijk problemen ervaart of meent dat Frankrijk zich niet houdt aan zijn internationale verplichtingen, ligt het op de weg van eiser zich te wenden tot de daartoe aangewezen (hogere) Franse autoriteiten dan wel geëigende instanties in Frankrijk.
6. Het beroep is kennelijk ongegrond. Omdat de rechtbank op het beroep beslist, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. E. Frieling, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan – voor zover hierbij is beslist op het beroep – verzet worden gedaan bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.https://www.dienstterugkeerenvertrek.nl/Actueel/Nieuws2020/activiteiten-dtv-op-laag-pitje.aspx.