ECLI:NL:RBDHA:2020:2625
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.A. Karsten-Baldal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de weigering van een visum voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken
In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de weigering van een visum voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvraag voor het visum was ingediend op 26 februari 2019 met als doel familiebezoek bij zijn broer, de referent in Nederland. De aanvraag werd afgewezen op 7 maart 2019, waarna eiser bezwaar maakte. Het bestreden besluit verklaarde het bezwaar kennelijk ongegrond, met als argument dat eiser eerder een aanvraag had ingediend die op 21 december 2018 was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 9 januari 2020 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.J. Bronsveld, en de minister door mr. N.H.T. Jansen.
De rechtbank oordeelde dat de minister niet voldoende had onderbouwd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren ten opzichte van de eerdere aanvraag. Eiser had bewijsstukken overgelegd die aantoonden dat hij en de referent broers zijn, en dat hij in Marokko een vrouw en kind heeft. De rechtbank volgde het standpunt van de minister niet dat er sprake was van een herhaalde aanvraag, omdat de tweede aanvraag betrekking had op een andere periode. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en oordeelde dat de minister opnieuw moest beslissen, met inachtneming van de ingebrachte informatie.
Daarnaast werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.050,-, en moest het griffierecht van € 174,- aan eiser worden vergoed. De uitspraak werd gedaan door mr. R.A. Karsten-Baldal en is openbaar uitgesproken op 27 februari 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.