1.11.Vervolgens is eisers op 28 mei 2018 per e-mail gevraagd of zij, gelet op bovenstaand rapport, hun bezwaar willen intrekken. Op 30 mei 2018 heeft eiseres per e-mail laten weten het bezwaar te handhaven.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften Westland (de commissie) van 22 juni 2018, het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Hierbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het ontbreken van een verspringing, blijkens de door vergunninghouder ingediende gewijzigde tekening, gecorrigeerd is. Daarnaast is de aangevraagde constructie door zowel de door eisers ingeschakelde constructeur van [adviesburo] als de constructeur van verweerder als voldoende veilig aangemerkt. Er bestaat geen aanleiding om aan deze conclusie te twijfelen. Het bezwaar dat de goot over de erfgrens heen gaat is privaatrechtelijk van aard en speelt derhalve geen rol bij de beoordeling van de aanvraag. Hetzelfde geldt voor het bezwaar met betrekking tot de afvoer van hemelwater. Het Bouwbesluit 2012 (Bouwbesluit) stelt ook geen voorwaarden aan de locatie van afwatering. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij, nu geen van de weigeringsgronden van artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zich voordoet, gehouden was de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.
3. Eisers voeren aan dat de gevraagde omgevingsvergunning niet verleend had mogen worden. De woning van eisers vormt een bouwkundige eenheid met de woning van vergunninghouder. Uit de aanvraag blijkt dat het bouwplan niet voldoet aan het Bouwbesluit wat betreft de constructie en stabiliteit van de woningen. De constructietekening van ATKO van 27 december 2017, die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, bevat onjuistheden. Uit het rapport van [adviesburo] van 15 mei 2018 volgt dat de belastingen hoger liggen dan in voornoemde tekening is aangehouden. De overspanning is groter, 3,6 meter in plaats van 3,2 meter, en de balkafmeting kleiner, 71X171 in plaats van 70X200. De berekeningen zijn hier niet op aangepast. Daarnaast blijkt uit het rapport van Constructie Adviesbureau Booms (Booms) van 7 augustus 2018 dat in het rapport van ATKO de veranderlijke belasting van 0,9 kN/m niet is meegenomen in de berekening. Het voorgaande betekent dat op grond van de huidige berekeningen niet aangenomen kan worden dat de constructie voldoende veilig is. Voorts ontbreekt een funderingsberekening en een stabiliteitsberekening. Opmerkelijk in dit verband is dat de stabiliteitsbeschouwing van ATKO van 20 mei 2018 reeds op 24 mei 2018 is goedgekeurd door verweerder terwijl de inspectie pas op 25 mei 2018 heeft plaatsgevonden. Het is niet acceptabel dat de stabiliteit van nummer [huisnummer 1] grotendeels wordt ontleend aan de woning van eisers Voor eisers bestaat als gevolg daarvan niet meer de mogelijkheid om een soortgelijke uitbouw aan te vragen. Ten slotte moet volgens artikel 2.5 van het Bouwbesluit bij het veranderen dan wel vergroten van een bouwwerk worden uitgegaan van NEN-norm 8700, waarin de grondslagen van de beoordeling van de constructieve veiligheid zijn vastgelegd. Uit de stukken blijkt dat niet is uitgegaan van het niveau zoals is aangegeven in deze NEN-norm.
4. De rechtbank heeft aanleiding gezien om met toepassing van artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de StAB als deskundige te benoemen voor het uitbrengen van advies met betrekking tot de gestelde overtreding van de artikelen 2.5 en 2.7 van het Bouwbesluit 2012 (Bouwbesluit).
5. Op 18 november 2019 heeft de StAB advies uitgebracht. Blijkens dit verslag heeft de StAB constructiedeskundige ir. [M] van EBMC Nederland B.V. ingeschakeld om, onder de verantwoordelijkheid en begeleiding van de StAB, de constructieve aspecten van beide woningen aan de [adres 3] te beoordelen. Beoordeeld zijn de onderslagbalk onder de achtergevel van de nieuwe uitbouw op de eerste verdieping van nummer [huisnummer 1] , de grondbelasting, de funderingsberekeningen, de stabiliteit (dwarsstabiliteit en windbelasting) en de constructieve veiligheid. Uit het StAB-rapport volgt dat bij een locatiebezoek op 9 oktober 2019 bij beide woningen een visuele inspectie is uitgevoerd en dat er zijn foto’s gemaakt van de bouwkundige situatie. Omdat de bouwactiviteiten aan de woning met nummer [huisnummer 1] reeds uitgevoerd waren en de vloeren, wanden en plafonds waren afgewerkt, was de achterliggende constructie blijkens het rapport visueel meestal niet inzichtelijk. Destructief onderzoek heeft niet plaatsgevonden. Van bovengenoemde onderzoeks-activiteiten heeft ir. [M] op 29 oktober 2019 rapport uitgebracht, welk als bijlage bij het StAB-verslag is gevoegd. In samenspraak met Jol concludeert de StAB in haar verslag van 18 november 2019 dat in de huidige situatie de uitbreiding met de uitbouw op de eerste verdieping van nummer [huisnummer 1] niet voldoet aan de in de artikelen 2.5 en 2.7 van het Bouwbesluit en NEN-norm 8700 gestelde eisen. Een deel van de dwarsstabiliteit van de nieuwe uitbouw van nummer [huisnummer 1] wordt gehaald uit de woning op nummer [huisnummer 2] . Het verwijderen van de achtergevel van het hoofdgebouw en het plaatsen van de nieuwe uitbouw zorgt voor een situatie waarbij nummer [huisnummer 1] niet zelfstandig de standzekerheid van de eigen woning kan verzorgen. Nummer [huisnummer 2] is echter niet zonder meer in staat de standzekerheid van beide woningen te verzorgen. De sterkte en standzekerheid van de in 2003-2005 bij beide woningen gerealiseerde aanbouw is wel voldoende, aldus de StAB. Wat betreft de nieuw gemaakte houten spant op de eerste verdieping van nummer [huisnummer 1] geldt dat de verbindingen waarschijnlijk niet voldoen om volledig bij te dragen aan de stabiliteit. Dit kan volgens de StAB echter niet met zekerheid worden gesteld omdat verbindingsdetails en berekeningen ontbreken.
6. Eisers hebben in hun reactie van 16 december 2019 aangegeven zich te kunnen verenigen met de inhoud en de conclusies van het rapport van de StAB. Eisers zijn zeer bezorgd over de veiligheid ter plaatse en willen dat op korte termijn actie wordt ondernomen, maar stuiten op een weigerachtige houding van verweerder en vergunninghouder.