Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2020 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
onroerend goed, die eisers bij hun aanvraag voor bijstand hadden gevoegd, niet als zodanig kan worden aangemerkt. De woonkostentoeslag kan daarom eerst vanaf juni 2014 worden toegekend. Ten aanzien van de periode juni tot en met december 2014 is verweerder van mening dat eisers recht hebben op een bedrag van € 307,98 per maand aan woonkostentoeslag omdat zij geen ruimte in inkomen hadden. Met betrekking tot januari tot en met april 2015 hebben eisers recht op € 374,15 aan woonkostentoeslag per maand. Voor het overige deel van 2015 niet omdat in die periode de draagkracht in inkomen groter was dan de woonkostentoeslag. Voor 2016 heeft te gelden dat voor de maanden januari tot en met oktober geen recht bestaat op de toeslag omdat de draagkracht in inkomen groter was dan de toeslag. Voor de andere maanden kan € 111,19 per maand worden verstrekt. Ten aanzien van 2017: uitgezonderd de maand mei, bestaat recht op de toeslag omdat er geen draagkracht in inkomen was. Het gaat om een bedrag van € 306,64 per maand. Een bedrag van € 185,76 aan toeslag verstrekt in de maand mei wordt teruggevorderd.
“
Met betrekking tot de ingangsdatum van de aanvraag woonkostentoeslag