ECLI:NL:RBDHA:2020:2720
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake uitzetting Litouwse man
Op 25 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Litouwse man die een verzoek tot voorlopige voorziening had ingediend om zijn uitzetting te voorkomen. De man was gepland om op 27 maart 2020 met een vlucht vanaf Schiphol naar Vilnius, Litouwen, te worden uitgezet. Hij voerde aan dat de vereiste afstand van 1,5 meter tijdens de vlucht niet kon worden gewaarborgd, wat een risico op besmetting met het Coronavirus met zich meebracht. Daarnaast stelde hij dat er geen actuele bedreiging voor de openbare orde was en dat hij aangifte wilde doen van de diefstal van zijn paspoort.
De voorzieningenrechter overwoog dat er bij de rechtbank nog een bewaringsprocedure liep en dat er geen gronden waren ingediend tegen de beslissing dat de man geen rechtmatig verblijf had als EU-burger. De voorzieningenrechter concludeerde dat de luchtvaartmaatschappijen de regels van de WHO naleven om de verspreiding van het Coronavirus te voorkomen. Ook werd opgemerkt dat de man tot op heden geen aangifte had gedaan van het verlies van zijn paspoort, wat geen beletsel vormde voor zijn terugkeer naar Litouwen.
Gelet op het naleven van de WHO-regels en het ontbreken van beroepsgronden in de verblijfsrechtelijke procedure, wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af als kennelijk ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, in aanwezigheid van griffier R.E. Toonen, en bekendgemaakt op dezelfde dag.