ECLI:NL:RBDHA:2020:2730
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser met Gambiaanse nationaliteit. De eiser had op 4 november 2019 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een zitting in Middelburg, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.R.F. Berte, en een tolk, B.J. Kane. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. N.H.T. Jansen.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris zorgvuldig had gehandeld en dat de aanvullingen en correcties van de eiser in het bestreden besluit waren besproken. De rechtbank volgde de stelling van de eiser niet dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn situatie. De rechtbank stelde vast dat de eiser in Italië een asielvergunning had gekregen en dat hij een zodanige band met Italië had dat het redelijk was om daarheen terug te keren. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd van zijn werkelijke geboortedatum en dat hij niet kon aantonen dat hij bij terugkeer in Italië te vrezen had voor problemen.
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht niet-ontvankelijk was verklaard en dat het beroep ongegrond was. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. A.E. Paulus. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.