ECLI:NL:RBDHA:2020:2763

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
C/09/589330 / JE RK 20-521
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 18 maart 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in 2005, die onder toezicht was gesteld. De Raad voor de Kinderbescherming had een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een gezinsgerichte accommodatie voor een periode van zes maanden. Dit verzoek volgde op zorgen over de thuissituatie, waar de minderjarige niet veilig kon opgroeien. De kinderrechter heeft de minderjarige telefonisch gehoord, evenals de moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de minderjarige zich in een problematische situatie bevond, met zorgen over haar gedrag, schoolverzuim en de invloed van haar vader. De kinderrechter oordeelde dat de veiligheid van de minderjarige niet kon worden gewaarborgd in de thuissituatie en dat de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd was. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering gemachtigd om de minderjarige te plaatsen in een geschikte accommodatie voor de duur van zes maanden, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/589330 / JE RK 20-521
Datum uitspraak: 18 maart 2020

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 3 maart 2020 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden (hierna te noemen: de Raad)
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking van 4 maart 2020 van de kinderrechter in deze rechtbank is de behandeling van het onderhavige verzoek aangehouden tot de zitting van heden.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 4 maart 2020;
- het verzoek;
- het rapport van de Raad van 4 februari 2020 (uit de zaak met nummer C/09/588060);
- het verleningsbesluit van 12 maart 2020.
Op 18 maart 2020 zijn in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19), de verzoeker en de belanghebbenden telefonisch gehoord in een zogeheten conferentiegesprek.
Gehoord is de [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad, [vertegenwoordiger van de GI] namens de gecertificeerde instelling en de moeder, bijgestaan door mevrouw J.S.D. van den Bosch,
tolk in de Tsjechische taal. De tolk was als enige in persoon in de zittingszaal aanwezig.
De kinderrechter heeft [minderjarige] ook, apart, telefonisch gehoord.

Feiten

[minderjarige] is erkend door de heer [de man]
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft thans feitelijk nog bij de moeder thuis.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 maart 2020 [minderjarige] onder toezicht gesteld van 4 maart 2020 tot 4 maart 2021.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte accommodatie voor de periode van zes maanden. De kinderrechter leest dit verzoek als een verzoek tot plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
De grond voor het verzoek is geleden in het navolgende.
Door de Raad zijn een aantal bodemeisen gesteld om [minderjarige] in de thuissituatie veilig te laten opgroeien. Op 2 maart 2010 heeft de preventief jeugdbeschermer laten weten dat en dat [minderjarige] en de moeder erg gefrustreerd zijn over de onvoorspelbaarheid van de vader en dat de
spanningen thuis omtrent zijn beschikbaarheid/aanwezigheid nog steeds hoog oplopen . [minderjarige] is zo erg gefrustreerd en gespannen over de vader dat zij haar boosheid uit op haar [broertje] door hem met een stok te slaan. [minderjarige] is ook weer avonden op straat, komt dan om 24.00 uur thuis en geeft geen openheid aan moeder waar ze is geweest. Ook heeft zij een dure portemonnee gekocht van € 1.000,- bij de Bijenkorf, terwijl onduidelijk is waar dit geld vandaan komt. Er zijn zorgen over de manieren waarop [minderjarige] aan dit geld komt en [minderjarige] liegt hierover. [minderjarige] verzuimt nog steeds, zij gaat nauwelijks naar school.
Het is niet gelukt om een machtiging tot uithuisplaatsing in het vrijwillige kader te realiseren.
De bodemeisen zoals die eerder zijn gesteld, zijn dan ook niet haalbaar gebleken en de Raad
verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte accommodatie voor de duur van zes maanden.
Tijdens de telefonische behandeling is van de zijde van de gecertificeerde instelling aangegeven dat er contact is geweest met Ipse de Brugge en dat zij [minderjarige] niet passend vinden voor een verblijf in het beoogde logeerhuis, omdat haar gedrag erg zorgelijk is.
Er zal op zoek worden gegaan naar een andere passende woonplek voor [minderjarige] .
De (seksuele) veiligheid van [minderjarige] moet worden gewaarborgd. Thuis zijn er echt teveel
escalaties met fysiek en verbaal geweld. [minderjarige] is nu aangemeld bij Fier, dat wel een geschikte plek aan [minderjarige] kan bieden.
De moeder heeft tijdens het telefonisch horen aangegeven een periode van zes maanden veel te lang te vinden voor een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] en het hier niet mee eens te zijn.
[minderjarige] heeft aangegeven dat zij niet zo goed weet wat zij van het verzoek moet vinden.
Zij heeft aangegeven de bewoners van het beoogde logeerhuis aan de Leyweg vreemde lui te vinden, die ’s nachts wegblijven en ook weed roken.
Zij wil daar eigenlijk niet wonen.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en tijdens het horen van partijen naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter in het bijzonder dat de algemene en seksuele veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie niet kan worden gewaarborgd. Zij gaat niet naar school, komt laat thuis en er is geen zicht op haar doen en laten. De kinderechter maakt zich ook ernstig zorgen over de relaties die [minderjarige] aangaat, waarin zij wordt geslagen en zich in een afhankelijke positie laat brengen. Het voortduren van deze situatie is niet in het belang van de ontwikkeling van [minderjarige] .
De kinderrechter heeft de moeder erop gewezen dat zij haar kinderen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de gecertificeerde instelling mee mag nemen naar Tsjechië nu zij onder toezicht zijn gesteld.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
machtigt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering [minderjarige] te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor een periode van
zes maanden, van 18 maart 2020 tot 18 september 2020;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 23 maart 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.