Overwegingen
1. Eisers stellen de Noord-Macedonische nationaliteit te hebben. Op 19 december 2019 hebben zij in Nederland asielaanvragen ingediend. Aan deze aanvragen hebben eisers ten grondslag gelegd dat zij vrezen voor de voormalige Albanese handelspartners van eiser. Nadat eiser een schuld bij hen had opgelopen, hebben zij geprobeerd eiser te ronselen voor de gewapende strijd in Syrië. Nadat eiser dit meerdere malen heeft geweigerd, zijn eisers tussen 2014 en 2018 meerdere keren door de Albanezen aangevallen en bedreigd. De Noord-Macedonische autoriteiten zijn niet bereid of in staat hen bescherming te bieden. Met name eisers met hun Roma-achtergrond hoeven niet te rekenen op bescherming, aldus eisers.
2. Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eisers worden gevolgd in hun gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst. Verweerder acht de problemen die eisers hebben gehad niet geloofwaardig. Verder heeft verweerder tegengeworpen dat eisers afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst. Verweerder gaat er daarom van uit dat eisers in hun land van herkomst de mogelijkheid hebben om bescherming te vragen, en dat ze zich zo nodig kunnen beklagen bij de hogere autoriteiten.
3. Op wat eisers hiertegen hebben ingebracht, wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw, artikel 3.37f, derde lid, van het Voorschrift Vreemdelingen en paragraaf C2/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000, wordt Noord-Macedonië beschouwd als veilig land van herkomst. Er bestaat een algemeen rechtsvermoeden dat voor vreemdelingen afkomstig uit Noord-Macedonië geen vervolging dreigt in de zin van artikel 29, eerste lid, van de Vw. Dat Noord-Macedonië in het algemeen een veilig land van herkomst is, is niet door eisers bestreden. Zij stellen dat Noord-Macedonië voor eisers als Roma, en in het individuele geval van eisers niet een veilig land van herkomst is.
5. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de eerdere asielaanvragen van eisers in 2014, 2016, 2017 en 2019 in Duitsland en Frankrijk, afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van wat eisers in Nederland hebben aangevoerd. Eisers hebben immers verklaard dat zij, voor zover mogelijk, hetzelfde relaas hebben aangevoerd in Duitsland en Frankrijk. De autoriteiten van deze landen hebben echter geen aanleiding gezien om aan eisers internationale bescherming te verlenen. Dat de aanvragen in Duitsland gedateerd zijn heeft verweerder niet op een ander standpunt hoeven brengen. Het relaas van eisers ziet immers ook op gebeurtenissen die zich in 2014 hebben voorgedaan. Daar komt bij dat de asielaanvragen van eisers in Frankrijk wel kort geleden zijn afgewezen.
6. Verweerder heeft aan eisers mogen tegenwerpen dat zij bepaalde elementen uit het relaas niet met objectieve stukken hebben onderbouwd, die redelijkerwijs wel voorhanden moeten zijn geweest. Zo heeft verweerder het bevreemdend mogen achten dat eisers geen enkele schriftelijke bevestiging hebben overgelegd van de werkzaamheden van eiser die hij twintig jaar lang heeft uitgevoerd, of van de schuld die hij zou hebben bij de Albanezen. Daarnaast heeft verweerder het bevreemdend mogen achten dat eiser enerzijds heeft verklaard dat hij niet in staat was de Albanezen direct terug te betalenen anderzijds heeft verklaard dat hij in Noord-Macedonië leefde als een ‘minister’, dat hij een groot huis en veel geld had.
7. Eisers hebben ter onderbouwing van het relaas hun aangifte bij het politiebureau Bit Pazar in Skopje overgelegd. In dit document staat dat eisers aangifte hebben gedaan van één van de gebeurtenissen die zij aan de asielaanvragen ten grondslag hebben gelegd, de mishandeling van 25 december 2018. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat aan dit document niet de waarde kan worden gehecht die eisers eraan wensen te hechten. Eisers worden niet gevolgd in hun stelling dat dit document een objectieve ondersteuning vormt voor wat eisers hebben verklaard. Dit document heeft de politie immers opgemaakt op basis van de verklaringen van eisers zelf. Verder heeft verweerder het bevreemdend mogen achten dat eisers verschillende verklaringen hebben afgelegd. Zo verklaart eiseres over twee onbekende personen, terwijl eiser wel de namen van de vermeende daders kan noemen.
8. Voorts hebben eisers een document van de rechtbank in Skopje overgelegd. Ten aanzien van dit document heeft verweerder het allereerst bevreemdend mogen achten dat eiser in eerste instantie heeft verklaard dat hij zich niet heeft kunnen wenden tot de rechtbank omdat hij hiervoor niet de financiële middelen zou hebben. Weliswaar blijkt uit dit document dat de autoriteiten worden bewogen om strafrechtelijk onderzoek te doen vanwege de aangifte van eisers. Anders dan eisers stellen is dit document echter, net als de aangifte, geen objectieve onderbouwing van de aangevoerde gebeurtenissen.
9. Eisers hebben een verslag van een medisch specialist ingebracht waarin staat dat eiseres op 4 mei 2014 gewond is geraakt door een aanval van vier onbekende personen. Met betrekking tot dit verslag voeren eisers terecht aan dat verweerder ten onrechte een discrepantie van één dag ten opzichte van de verklaringen van eiseres heeft tegengeworpen. Desalniettemin heeft verweerder ten aanzien van dit document wel mogen tegenwerpen dat uit dit document geen steun kan worden gevonden voor de stelling dat de aanval een direct gevolg is van de problemen die eiser heeft ondervonden met de Albanezen.
10. Verweerder heeft het asielrelaas van eisers op basis van deze elementen niet ten onrechte ongeloofwaardig bevonden.
11. De rechtbank volgt eisers niet in hun standpunt dat Noord-Macedonië in hun geval niet een veilig land van herkomst is. Daarbij acht de rechtbank niet alleen van belang dat het relaas op goede gronden ongeloofwaardig is bevonden. Uit de documenten afkomstig van de politie en de rechtbank blijkt bovendien dat eisers wel degelijk de mogelijkheid hebben om bescherming te vragen bij de autoriteiten in hun land van herkomst. Wanneer eisers het nodig achtten hebben zij ook bij de hogere autoriteiten (de rechtbank) kunnen klagen. Dat dit (nog) niet zou hebben geleid tot arrestaties of veroordelingen, betekent niet dat de gang naar de autoriteiten bij voorbaat kansloos of gevaarlijk is. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eisers drie maanden na hun aangifte bij de politie het land hebben verlaten. De autoriteiten hebben daardoor niet afdoende gelegenheid gehad om op te treden. Dat eisers vanwege hun Roma-achtergrond geen bescherming zouden kunnen vragen wordt dan ook niet gevolgd.
12. De beroepen zijn ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.