Overwegingen
1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Aanloop van het verzoek
2. Verzoeker heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend welke niet in behandeling is genomen omdat Frankrijk op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk wordt geacht voor deze asielaanvraag.
3. Aan verzoeker was een maatregel van bewaring opgelegd. Verzoeker heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld bij deze rechtbank en zittingsplaats (zaak NL20.6736). Gelet op de huidige omstandigheden met het heersende COVID-19 (Corona) virus, zijn momenteel alle Dublinoverdrachten opgeschort. Nu verzoeker niet aan Frankrijk overgedragen kan worden is de maatregel van bewaring opgeheven. In het verweerschrift in de bewaringszaak is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: de staatssecretaris) medegedeeld dat verzoeker
“afhankelijk van de plaatsingsmogelijkheden uiterlijk maandag 23 maart 2020 zal worden uitgeplaatst”.
4. Op 23 maart 2020 heeft de gemachtigde van verzoeker per e-mail aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (de DT&V) gevraagd naar welk azc verzoeker is uitgeplaatst. De volgende ochtend (op 24 maart 2020) is door een medewerker van de DT&V gemaild dat verzoeker is uitgeplaatst naar het azc in Ter Apel.
Diezelfde dag heeft de gemachtigde van verzoeker de medewerker van de DT&V bericht dat verzoeker (en nog twee andere cliënten van de gemachtigde) opvang door het COA is geweigerd. In de reactie van de medewerker van de DT&V hierop is te lezen:
“Zij zouden zich in Ter Apel bij het COA in Ter Apel kunnen melden bij het registratieloket voor de noodopvang. Hiervoor is een speciale tent opgezet voor het terrein van Ter Apel. Waarom zij zijn weggestuurd is mij ook niet duidelijk en doe hierover navraag.”
5. Op 24 maart 2020 heeft de gemachtigde van verzoeker het COA in Ter Apel een e-mail gestuurd en daarin aangegeven dat verzoeker ten onrechte opvang is geweigerd en verzocht aan te geven waar verzoeker zich alsnog kan melden voor opvang. Diezelfde dag heeft een medewerkster van het COA geantwoord dat het COA geen mensen meer opneemt, dat zij elders onderdak dienen te vinden, en dat zij hen doorverwijst naar Vluchtelingenwerk Nederland of het Leger des Heils. Na een herhaald verzoek om opheldering van de gemachtigde van verzoeker heeft de medewerkster van het COA vervolgens laten weten dat er alleen noodopvang is voor mensen die een ‘eerste’ asielaanvraag doen, en dat zij niet durft te zeggen waarom verzoeker naar Ter Apel is gestuurd.
Standpunt partijen
6. Verzoeker heeft in eerste instantie aangevoerd aan dat hij recht heeft op opvang, nu hij een asielzoeker is die op grond van de Dublinverordening wacht op overdracht aan een andere lidstaat.
7. In de schriftelijke reactie van 26 maart 2020 heeft verweerder zich op het volgende standpunt gesteld. Vanwege de huidige situatie met het Coronavirus, wordt verzoeker niet opgevangen door het COA. Dit duurt in ieder geval tot en met 6 april 2020. Verweerder wijst in dit kader ook naar het schrijven van 20 maart 2020 van de staatssecretaris aan de voorzitter van de Tweede Kamer, omtrent de uitwerking van de maatregelen in de asielketen met betrekking tot het coronavirus.
Verder stelt verweerder dat uit informatie van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) is gebleken dat verzoeker op 23 maart 202 in Ter Apel een aanwijzing conform artikel 55 Vw heeft ontvangen van de IND en zich beschikbaar dient te houden in de tijdelijke noodonderdak-voorziening ingericht op het terrein van de Willem bodewijk van Nassaukazerne in Zoutkamp. De noodonderdak-locatie in Zoutkamp valt onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris en is geen locatie van het COA. Het COA is dan ook van oordeel dat de voorlopige voorziening niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
8. In reactie op deze schriftelijke reactie van verweerder heeft verzoeker gesteld dat hem de aanwijzing conform artikel 55 Vw nimmer is uitgereikt, en dat – anders dan op de aanwijzing te lezen is – hem ook niet de strekking en inhoud ervan in het Engels is medegedeeld. Hij spreekt ook geen Engels. Als hij op de hoogte was van de aanwijzing was hij graag naar de noodonderdak-locatie in Zoutkamp gegaan, in plaats van een nacht op straat te hebben geslapen. Daarbij had het op de weg van de COA medewerkers gelegen om deze aanwijzing aan de gemachtigde van verzoeker toe te zenden, aangezien zij meermaals contact hebben gehad. Dat inmiddels duidelijk is, en ook door de IND is bevestigd, dat verzoeker toegang zal krijgen tot de noodopvang in Zoutkamp, doet er niet aan af dat het zeer laakbaar is dat verzoeker niet gewezen is op zijn recht en dat hij niet is begeleid om in Ter Apel op het busje naar Zoutkamp mee te rijden, maar van het kastje naar de muur wordt gestuurd.
Verder voert verzoeker aan dat zijn verzoek wel ontvankelijk is, aangezien het COA verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers. Dat er nu een noodopvang is ingericht, waar de IND mensen naar toe verwijst, doet hieraan niet af.
Verzoeker verzoekt de rechtbank dan ook om uitspraak te doen, verweerder te veroordelen in de proceskosten en verzoeker een schadevergoeding toe te kennen voor zijn iedere dag dat van het COA hij geen opvang heeft gekregen, alsmede voor zijn reiskosten.
Oordeel voorzieningenrechter
9. Nu tussen partijen inmiddels niet langer in geschil dat verzoeker toegelaten zal worden tot de noodopvang in Zoutkamp, ziet de voorzieningenrechter zich ambtshalve geplaatst voor de vraag of verzoeker nog procesbelang heeft bij het door hem ingediende verzoek. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker geen procesbelang meer heeft bij de door hem gevraagde voorlopige voorziening, nu hetgeen hij hiermee wenste bereiken, namelijk het verkrijgen van opvang, inmiddels bereikt is. In zoverre wordt het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk bevonden wegens gebrek aan procesbelang.
10. De voorzieningenrechter ziet echter wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Dat het proces-belang inmiddels is komen te vervallen, laat onverlet dat het verzoek niet ten onrechte is gedaan.
Hiertoe acht de voorzieningenrechter allereerst van belang dat uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 september 2012 inzake
Cimadeen de implementatie van dit arrest in artikel 8, onder m, Vw in samenhang met artikel 3, derde lid, onder q, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers volgt dat vreemdelingen zoals verzoeker recht hebben op opvang (door het COA). Het COA heeft verzoeker deze opvang geweigerd. Weliswaar is, gelet op de noodsituatie door het Corona-virus, door de staatssecretaris tijdelijk een andere noodopvang ingesteld, maar verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de aanwijzing conform artikel 55 Vw, en blijkbaar heeft verzoeker ook zijn recht op opvang ook niet kunnen effectueren, aangezien hij onverrichter zaken is weggestuurd uit Ter Apel. Vast staat dat verzoeker, toen hij zich op 23 maart 2020 op aanwijzing van de DT&V meldde in Ter Apel, aldaar geregistreerd had moeten worden en per bus naar de noodopvang in Zoutkamp vervoerd had moeten worden. Het is verzoeker niet toegestaan zich zelfstandig bij de kazerne in Zoutkamp te melden. Dat verzoeker niet per bus is overgebracht, maar dat dit niet aan verweerder te wijten is omdat de staatssecretaris hiervoor verantwoordelijk is, volgt de voorzieningenrechter niet. Zoals eerder overwogen is het COA immers wettelijk verantwoordelijk voor de opvang van verzoeker.
11. Ten aanzien van verzoekers verzoek om een schadevergoeding, is de voorzieningenrechter tot slot van oordeel dat hiervoor geen aanleiding bestaat, nu deze kosten niet zijn geconcretiseerd of onderbouwd.
11. De voorzieningenrechter zal de gevraagde voorlopige voorziening niet-ontvankelijk bevinden.
11. De voorzieningenrechter zal verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 525,- (1 punt voor het verzoekschrift met wegingsfactor 1).