Uitspraak
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 juni 2019;
- de akte overlegging producties bij aanbrengen nieuwe zaak met producties 1 tot en met 36;
- de conclusie van antwoord met producties 37 tot en met 42;
- het tussenvonnis van 4 september 2019, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het op 23 december 2019 door mr. Koeslag ingediende B8 formulier van de zijde van GMB met producties 43 en 44;
- de brief van 10 januari 2020 van mr. Van den Berg van de zijde van Delfland met productie 45;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2020.
Art. 1 Rechtskarakter van de Overeenkomst, toepasselijke voorwaarden
13.Bewijslast ingeval van gebreken of tekortkomingen
1. Indien na de feitelijke datum van oplevering een gebrek in een of meer van de volgende onderdelen van het Werk aan het licht komt, dient de Opdrachtnemer in afwijking van het bepaalde in § 28 lid 1 sub (a) UAV-GC 2005 te bewijzen dat die gebreken niet te wijten zijn aan zijn schuld, en dat zij evenmin krachtens wet, rechtshandeling of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komen:
3. Overeenkomstig § 33 UAV-GC 2005 stelt de Opdrachtnemer een op de planning gebaseerde termijnstaat voor het werk op. (…) De betaling van de aanneemsom in termijnen moet worden gebaseerd op de volgende in de planning voorziene mijlpalen:
(…)
4. De betaling zal plaatsvinden nadat de Opdrachtnemer een declaratie heeft ingediend. (…)”
DEEL: ALGEMENE BEPALINGEN
5.Werkzaamheden voorbereidingsfase en overleggen
(…)
Ontwerpfase.
bijzonder ontstemd” is en dat zij “
in een laatste poging om de bovenstaande kwesties in der minne op te lossen” een gesprek met GMB wenst. Daarbij heeft Delfland de verwachting uitgesproken dat GMB in dit gesprek een concreet voorstel zou gaan doen over hoe zij dit vóór eind november 2017 zou oplossen.
zodat de leiding voldoet aan de gestelde eisen”. Aanvaarding van de herstelwerkzaamheden door Delfland was voorzien in week 21 van 2018.
6 Resultaten inspecties
7.Mogelijke verklaring schadebeelden
8.Conclusies en aanbevelingen
De PE leidingen zijn in combinatie met de betonnen kespen ongeschikt gebleken (…).
In de 3e alinea worden vragen gesteld over het nut van de compensator op deze locatie, gezien:
Ongeacht of er schade is aan het Z-stuk (moet blijken uit inspecteren) moet het broekstuk worden gerealiseerd”.
techniek en uitvoering”) is bedoeld om gezamenlijk tot een deugdelijk ontwerp en de uitvoering hiervan te komen en het andere spoor (aangeduid als “
juridisch”) betreft de behandeling (door de juristen van beide partijen) van een door GMB desgewenst in te dienen verzoek op bijbetaling. Delfland heeft haar brief geëindigd met de volgende opmerking:
Delfland vertrouwt erop dat voornoemde sporen tot een deugdelijke oplossing leiden zodat het gemaal weer spoedig in gebruik kan worden genomen. In ieder geval behoudt Delfland zich door middel van dit schrijven ondubbelzinnig het recht op nakoming voor ten aanzien van, conform Overeenkomst, het aanleveren van een compleet opleveringsdossier en het deugdelijk herstel van de lekkende en vervormde leiding. Voorgaande mededeling, die slechts strekt tot bewaring van Delflands rechten, geldt als schriftelijke mededeling, als bedoeld in artikel 3:317, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.
(…) Wij bespraken dat erop korte termijn twee gescheiden trajecten worden opgestart, mede vanwege de urgentie om te komen tot een goed functionerend leiding. Enerzijds zal door technisch deskundigen van GMB en HHvD[Delfland, rechtbank]
worden vastgesteld welke acties daartoe nodig zijn. Anderzijds zal een – zoals u noemt – juridisch spoor worden gevolgd, omdat duidelijk is dat GMB en HHvD verschillend aankijken tegen de GMB-aansprakelijkheid.
Ontwerpnota Definitief Ontwerp Broekstuk Gemaal Bergboezem Berkel” van 15 juni 2018 (hierna: DO van 15 juni 2018). Hierin is gekozen voor het toepassen van een pendelstuk van drie meter nabij de aansluiting met het Z-stuk in plaats van een compensator en het uitvoeren van de leidingen in staal. In de toelichting staat vermeld dat hiervoor is gekozen omdat een compensator ongeschikt is om de verplaatsingen – een zakking van 19 centimeter en rotatie – van het Z-stuk op te nemen. Op 21 juni 2018 heeft Witteveen + Bos kenbaar gemaakt dat GMB verder kon gaan met de uitwerking van het uitvoeringsontwerp.
Ad. 1 Kunt u aangeven of de gemeten zakking van de aansluiting tussen het Z-stuk en het Broekstuk een relatie heeft met de keuze voor PE van het betreffende broekstuk?
3.Het geschil
4.De beoordeling
nietaan haar kunnen worden toegerekend.
ptimaliserenvan het DO en het maken van het
uitvoeringsontwerp. Daarbij mocht GMB in beginsel afgaan op de juistheid van de in het DO verstrekte informatie. GMB heeft ter zitting genoegzaam toegelicht dat zij geen reden had om te twijfelen aan de juistheid en uitvoerbaarheid van het DO, omdat zij er op basis van het door Delfland ter beschikking gestelde opleverdossier van de bestaande leiding – in het bijzonder de daarin vermelde aanwezigheid van het pendelstuk – van uitging dat het Z-stuk was gefundeerd en dat de zettingen die het gefixeerde Broekstuk en de compensator moesten opvangen, beperkt (maximaal 3 cm) zouden zijn. Delfland spreekt dit weliswaar tegen, maar zij heeft niet voldoende geconcretiseerd of onderbouwd uit welke (andere) gegevens in het opleverdossier of in de in artikel 5 van de Basisovereenkomst genoemde tekening van 11 juni 2009 GMB kon of had moeten opmaken dat het Z-stuk niet was gefundeerd. Gelet op de stellingen van GMB had dit wel op de weg van Delfland gelegen, te meer omdat zij niet betwist dat zij GMB niet heeft voorzien van de ontwerpnota of sterkteberekening van de bestaande leiding. Dat GMB op grond van artikel 5.2 van de Vraagspecificatie gehouden was tot het inmeten van de bestaande situatie, maakt het voorgaande niet anders. Het verrichten van een inmeting is immers wat anders dan het doen van onderzoek naar de (ondergrondse) constructie van een leiding, die ook nog eens buiten de scope van het Werk valt. Dat GMB de compensator als vertrekpunt heeft genomen bij het optimaliseren van het DO en het maken van het uitvoeringsontwerp, is onder deze omstandigheden dan ook niet onbegrijpelijk en valt te billijken. Dit levert geen dus tekortkoming van haar kant op.
nahet door GMB gedane voorstel tot herstel en plan van aanpak geconstateerde – problematiek met het Z-stuk, waarvoor niet zij, maar Delfland de verantwoordelijkheid draagt. Delfland verwijt GMB dan ook ten onrechte dat zij meer eigen verantwoordelijkheden had ten aanzien van het ontstaan van de schade. De rechtbank volgt Delfland derhalve niet in haar stelling dat de schade op grond van artikel 6:101 BW grotendeels voor rekening van GMB dient te blijven.
juistheidvan de door haar verstrekte informatie. Voor zover GMB betoogt dat niet alleen de kosten voor het inmeten van de zinker door Delfland zouden moeten worden vergoed maar ook de kosten voor het traceren en verwijderen van de onderwaterbetonvloer, geldt dat zij dit onvoldoende heeft onderbouwd. Daar waar het uitgangspunt van de UAV-GC 2005 is dat de opdrachtnemer het werk zonder verrekening, bijbetaling of schadevergoeding tot stand brengt (zie paragraaf 4 lid 4 UAV-GC 2005), had dit wel op haar weg gelegen. Voor zover GMB bedoelt te stellen dat zij een recht op bijbetaling kan ontlenen aan paragraaf 44 lid 1 UAV-GC 2005 – in haar afwijkingsrapport heeft zij deze paragraaf aangehaald – faalt deze stelling, omdat zij op geen enkele wijze heeft toegelicht dat en op grond waarvan is voldaan aan de in deze paragraaf gestelde eisen.
aanneemsompas zal betalen nadat GMB een declaratie heeft ingediend.
5.De beslissing
29 april 2020voor het nemen van een akte aan de zijde van GMB als bedoeld onder rechtsoverweging 4.24 van dit vonnis;