ECLI:NL:RBDHA:2020:2958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
NL20.7069
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting in het kader van de Vreemdelingenwet tijdens de coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling, eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, was opgelegd op 11 december 2019. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 25 maart 2020.

Eiser stelt dat er onvoldoende zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn vanwege de uitbraak van het Coronavirus, wat heeft geleid tot de afzegging van een presentatie bij de Algerijnse autoriteiten. De rechtbank oordeelt echter dat, ondanks de huidige situatie, er nog steeds zicht op uitzetting is, aangezien de uitzettingsbelemmeringen tijdelijk zijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn voor de maatregel op dit moment nog niet in het geding is en dat eiser de zaak opnieuw kan voorleggen als de situatie te lang aanhoudt.

Daarnaast voert eiser aan dat de detentieomstandigheden in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat zij zich niet kan uitlaten over het regime in het Detentiecentrum. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in detentie een groter risico loopt op schade aan zijn gezondheid door het Coronavirus dan in de vrije maatschappij. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Pronk, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7069

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S.L. Sarin),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 december 2019 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek
gesloten op 25 maart 2020.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 3 maart 2020 (in de zaak NL20.4464) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, te weten 25 februari 2020, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4.1
Eiser voert allereerst aan dat er onvoldoende zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn vanwege de uitbraak van het Coronavirus. Op 25 maart 2020 is om die reden een presentatie in persoon bij de Algerijnse autoriteiten afgezegd. Hoe lang deze situatie gaat duren is niet bekend. Alle vluchten zijn opgeschort. De voortduring van de maatregel van bewaring is daarom onrechtmatig.
4.2
De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn niet ontbreekt. Hoewel de presentatie in persoon bij de Algerijnse autoriteiten in verband met het Coronavirus is afgezegd, er niet op korte termijn naar Algerije kan worden gevlogen vanwege het Coronavirus en op dit moment nog onduidelijk is hoelang de huidige maatregelen ter bestrijding van (de verspreiding van) het Coronavirus zullen duren, zijn de uitzettingsbelemmeringen naar hun aard tijdelijk. Daarom ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om te oordelen dat het zicht op uitzetting naar Algerije op een zodanige manier ontbreekt dat tot opheffing van de maatregel dient te worden overgegaan.
Vast staat dat de redelijke termijn ten aanzien van de maatregel op dit moment nog niet in het geding is. Indien de situatie dat tijdelijk niet tot uitzetting kan worden overgegaan te lang gaat voortduren, kan eiser de zaak opnieuw voorleggen. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
5. Eiser voert voorts aan dat in verband met de verspreiding van het Coronavirus de detentieomstandigheden in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM. Niet kan worden volgehouden dat de vreemdelingendetentie onder omstandigheden plaatsvindt die recht doen aan de gezondheidsbelangen van ingesloten vreemdelingen. Eiser wijst op een brief aan de Tweede Kamer van het Meldpunt Vreemdelingendetentie – Stichting LOS van 16 maart 2020 over de detentieomstandigheden. Op grond van de huidige situatie zijn de detentieomstandigheden dusdanig dat de maatregel dient te worden opgeheven.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat de grond van eiser ziet op de detentieomstandigheden. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 12 oktober 2012 (zaaknummer 201201589/1/V3; www.raadvanstate.nl) geoordeeld dat de rechtbank zich bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bewaring dient te beperken tot een oordeel over de aanwijzing van de plaats of ruimte voor de uitvoering van de bewaring, bezien in het licht van het daar geldende regime. De rechtbank is, gelet op deze uitspraak, niet bevoegd zich uit te laten over het in het DTC geldende regime. Voor zover daartoe aanleiding bestaat, kan eiser daarover klagen bij de daartoe geëigende instantie.
5.2
De rechtbank oordeelt verder dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in detentie een groter risico loopt op schade aan zijn gezondheid als gevolg van de uitbraak van het Corona-virus dan in de vrije maatschappij. De beroepsgrond van eiser slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Pronk, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus wordt deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.