ECLI:NL:RBDHA:2020:2990

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/09/590735 / JE RK 20-744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in spoedsituatie

Op 1 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2002 in de Dominicaanse Republiek. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van ernstige zorgen over de gezondheid en het gedrag van de minderjarige, die bij zijn moeder verblijft. De moeder heeft aangegeven dat zij zich ernstig zorgen maakt over de minderjarige, die zich agressief gedraagt, veel blowt en schoolverzuim vertoont. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen en hem uit huis te plaatsen in een jeugdhulpaanbieder, gezien het risico op ernstig gevaar voor de minderjarige.

De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige van 1 april 2020 tot 11 april 2020 onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en hem gedurende deze periode uit huis te plaatsen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden. De kinderrechter heeft ook gelast dat de Raad voor de Kinderbescherming, Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, de moeder en de minderjarige telefonisch worden gehoord in verband met de coronamaatregelen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 1 april 2020 door mr. C.J. van der Wilt, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.M. de Witte als griffier.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/590735 / JE RK 20-744
Datum uitspraak: 1 april 2020

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing; spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 1 april 2020 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met bijlagen.

Feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag.
[minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten een spoed/crisisplaatsing, voor de duur van drie maanden.
Het verzoek strekt mede tot toepassing van het bepaalde in artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht te stellen.
Voorts komt de kinderrechter tot het oordeel dat [minderjarige] in het belang van de verzorging en opvoeding uit huis dient te worden geplaatst.
Daartoe is redengevend dat [minderjarige] te zelfbepalend gedrag vertoont, verbaal en fysiek agressief is en niet meer aan te sturen is door de moeder. [minderjarige] blowt ook veel en had recentelijk veel schoolverzuim.
Er zijn ook grote zorgen over de gezondheid van [minderjarige] en zijn zelfverzorging. Hij is sterk
vermagerd, eet weinig tot niets en verzorgt zichzelf onvoldoende.
Op 31 maart 2020 heeft de moeder aangegeven dat zij zich ernstig zorgen maakt over [minderjarige] en niet meer weet wat zij kan doen om te zorgen dat het beter met hem gaat. Zij is hopeloos. Ook laat [minderjarige] agressief gedrag naar zijn moeder zien, wat door de huidige situatie met het coronavirus alleen maar erger is geworden. [minderjarige] houdt zich ook niet aan de richtlijnen omtrent het coronavirus.
[minderjarige] heeft vandaag in een gesprek met de Raad aangegeven niet langer meer thuis te kunnen wonen en mee te werken aan plaatsing in een open groep.
Het verhoor van de verzoeker en de overige belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 1 april 2020 tot 11 april 2020 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 1 april 2020 tot
11 april 2020, zijn de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) worden verzoeker, en belanghebbenden en [minderjarige] niet op de rechtbank, maar
telefonisch gehoordop
9 april 2020 te 12.30 uur;
verzoekt de gecertificeerde instelling om zo spoedig mogelijk de telefoonnummers van de belanghebbenden en de minderjarige aan de rechtbank te verstrekken;
gelast de griffier tegen voormeld telefonisch verhoor op te roepen:
de Raad voor de Kinderbescherming;
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;de moeder;[minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. van der Wilt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.