ECLI:NL:RBDHA:2020:2993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/09/590748 / JE RK 20-748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in spoedsituatie

Op 1 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is ingediend door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die verzocht om de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee maanden. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoek en bijlagen, en heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige] het ouderlijk gezag heeft en dat [minderjarige] feitelijk bij haar verblijft.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de fysieke en emotionele veiligheid van [minderjarige] in de thuissituatie. Er zijn vermoedens van seksueel misbruik door de stiefvader, die op dat moment in voorarrest zat, en de moeder zou [minderjarige] onder druk zetten om te verklaren dat hij heeft gelogen. Gezien de omstandigheden en de bezorgdheid van [minderjarige] over zijn veiligheid, heeft de kinderrechter geoordeeld dat het dringend noodzakelijk is om [minderjarige] uit huis te plaatsen.

De kinderrechter heeft de stiefvader vooralsnog niet als belanghebbende aangemerkt, gezien zijn juridische situatie. De beschikking houdt in dat [minderjarige] van 1 april 2020 tot 11 april 2020 uit huis wordt geplaatst, met de beslissing dat deze uitvoerbaar bij voorraad is. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden, en er is een telefonische zitting gepland op 9 april 2020. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling verzocht om de contactgegevens van de belanghebbenden en [minderjarige] aan de rechtbank te verstrekken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/590748 / JE RK 20-748
Datum uitspraak: 1 april 2020

Beschikking van de kinderrechter

Machtiging tot uithuisplaatsing; spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 1 april 2020 ingekomen verzoek van:

de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering

(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met bijlagen, waaronder de Bepaling Jeugdhulp van 1 april 2020.

Feiten

De moeder en de stiefvader zijn thans nog met elkaar gehuwd.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] verblijft thans feitelijk bij de moeder.

Verzoek

Het verzoek strekt tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een
accommodatie zorgaanbieder 24 uurs voor de duur van twee maanden. De kinderrechter leest dit als een verzoek tot plaatsing van [minderjarige] in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
Het verzoek strekt mede tot toepassing van het bepaalde in artikel 800, derde lid, en artikel 809, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Beoordeling

Hoewel de moeder en de stiefvader, [de man] , thans nog met elkaar gehuwd
zijn, merkt de kinderrechter de stiefvader vooralsnog niet aan als belanghebbende, nu hij kennelijk al enige tijd in voorarest zit op verdenking van een strafbaar feit en er dus nu geen sprake is van family life.
Op grond van de informatie zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] in het belang van de verzorging en opvoeding uit huis wordt geplaatst. Daartoe is redengevend dat bij de moeder thuis de fysieke en emotionele veiligheid van [minderjarige] niet langer kan worden gewaarborgd. Er zijn vermoedens van seksueel misbruik van [minderjarige] door de stiefvader en de moeder zet [minderjarige] onder druk om te verklaren dat hij heeft gelogen. Zij wil hem ook niet langer in huis hebben, omdat zij wil dat de stiefvader terugkomt. Zij gebruikt haar netwerk om [minderjarige] onder druk te zetten. [minderjarige] is bezorgd en angstig. Hij wil onder deze omstandigheden zelf ook niet meer thuis wonen. Hij wil graag terug naar [accommodatie] , waar hij eerder veilig heeft verbleven. Daar is nu ook plek voor hem.
Het verhoor van de verzoekster en de overige belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing.

De kinderrechter:
merkt de stiefvader vooralsnog niet aan als belanghebbende in deze procedure;
machtigt de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
[minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een in accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 1 april 2020 tot 11 april 2020;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) worden verzoeker en belanghebbende(n) en [minderjarige] niet op de rechtbank, maar
telefonisch gehoordop
9 april 2020 te 13.30 uur;
verzoekt de gecertificeerde instelling om zo spoedig mogelijk de telefoonnummers van de belanghebbenden en de minderjarige aan de rechtbank te verstrekken;
gelast de griffier tegen voormeld telefonisch verhoor op te roepen:
de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;de moeder;[minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. van der Wilt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte, griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2020.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.