ECLI:NL:RBDHA:2020:3010

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/09/590762 / JE RK 20-751
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg

Op 2 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, en betreft de situatie van [minderjarige], die erkend is door de vader en gezamenlijk ouderlijk gezag heeft met de moeder. [minderjarige] verblijft momenteel bij de oma aan moederszijde, [grootmoeder].

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de oma, waaronder mogelijk alcoholgebruik en onduidelijkheid over de huisvesting. Gezien de huidige omstandigheden, waaronder de coronamaatregelen, is het niet mogelijk om de veiligheidsafspraken te controleren. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om [minderjarige] voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen in een netwerkpleeggezin bij de opa en oma aan vaderszijde. Dit is gedaan om de veiligheid en verzorging van [minderjarige] te waarborgen.

De beslissing houdt in dat [minderjarige] van 1 april 2020 tot 11 april 2020 onder toezicht wordt gesteld van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland en dat deze stichting machtiging krijgt om [minderjarige] uit huis te plaatsen. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden en verzoekt de gecertificeerde instelling om de telefoonnummers van de belanghebbenden aan de rechtbank te verstrekken. De beschikking is openbaar uitgesproken op 2 april 2020, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/590762 / JE RK 20-751
Datum uitspraak: 2 april 2020

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing; spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 2 april 2020 ingekomen verzoek
van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:

[minderjarige] geboren op [geboortedag] 2016 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] .

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met bijlagen.

Feiten

[minderjarige] is erkend door de vader.
De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
[minderjarige] verblijft thans feitelijk bij de oma moederszijde, [grootmoeder] .

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, zijnde een netwerkplaatsing, voor de periode van drie maanden.
Het verzoek strekt mede tot toepassing van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is [minderjarige] , hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht te stellen. Voorts komt de kinderrechter tot het oordeel dat [minderjarige] in het belang van de verzorging en opvoeding uit huis dient te worden geplaatst. Daartoe is redengevend dat er zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de oma moederszijde. Er zijn zorgen over mogelijk
alcoholgebruik bij de oma, de terugplaatsing van de eigen dochters die in het verleden is
stopgezet en zorgen over haar huisvesting. Dit in combinatie met het feit dat er op dit moment geen zicht is op [minderjarige] door de maatregelen in verband met het coronavirus.
De veiligheidsafspraken die eerder zijn gemaakt kunnen niet worden gecontroleerd.
De verwachting is dat de oma moederszijde [minderjarige] niet vrijwillig mee zal geven. Een machtiging tot uithuisplaatsing is per direct noodzakelijk wegens de onvoorspelbaarheid van de situatie. [minderjarige] zal daartoe worden herenigd met haar broertje en zusje die bij opa en oma vaderszijde verblijven.
Het verhoor van de verzoeker en de overige belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige]
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 1 april 2020 tot 11 april 2020 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij opa en oma vaderszijde, zijnde een netwerkpleeggezin, voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) worden verzoeker en belanghebbenden niet op de rechtbank, maar
telefonisch gehoordop
9 april 2020 te
14.3
uur;
verzoekt de gecertificeerde instelling om zo spoedig mogelijk de telefoonnummers van de belanghebbenden aan de rechtbank te verstrekken;
gelast de griffier tegen voormeld telefonisch verhoor op te roepen:
de Raad voor de Kinderbescherming;
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;de vader;de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. van der Wilt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2020.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.