ECLI:NL:RBDHA:2020:3011

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
C/09/590798 / JE RK 20-756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in een onveilige situatie

Op 2 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen. De vader en moeder van de kinderen hebben sinds augustus 2019 hun relatie verbroken, maar verblijven nog steeds samen in hun gezamenlijke woning, die inmiddels is verkocht. De situatie in de woning is onhoudbaar geworden door een strijd tussen de ouders, zorgen over elkaars opvoedvaardigheden en incidenten van fysiek geweld. De moeder is niet in staat om de kinderen centraal te stellen, terwijl de vader als de meest stabiele ouder wordt gezien.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen bij de vader. Dit is gedaan om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en om passende hulp in te zetten. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk kan ingaan. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden, en er is een telefonisch verhoor gepland in verband met de coronamaatregelen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 2 april 2020, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/590798 / JE RK 20-756
Datum uitspraak: 2 april 2020

Beschikking van de kinderrechter

Voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing; spoedvoorziening

in de zaak naar aanleiding van het op 2 april 2020 ingekomen verzoek van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige 1]geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2]geboren op [geboortedag 2] 2017 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats]

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek, met bijlagen.

Feiten

[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, zijn de vader en de moeder gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven feitelijk bij de vader en de moeder thuis.

Verzoek

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , met toepassing van artikel 1:257 van het Burgerlijk Wetboek en tot machtiging [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader voor de periode van drie maanden. Aangegeven is dat de vader de komende tijd elders zal gaan wonen met de kinderen.
Het verzoek strekt mede tot toepassing van het bepaalde in artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Beoordeling

Op grond van de informatie, zoals gebleken uit het verzoekschrift en de daarbij gevoegde bijlagen, komt de kinderrechter tot het oordeel dat het dringend en onverwijld noodzakelijk is [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hangend een nader in te stellen onderzoek naar de vraag of de ondertoezichtstelling geboden is, voorlopig onder toezicht te stellen. Voorts komt de kinderrechter tot het oordeel dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in het belang van de verzorging en opvoeding uit huis dienen te worden geplaatst. Daartoe is redengevend dat de vader en de moeder sinds augustus 2019 hun relatie hebben verbroken, maar dat zij thans nog samen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in hun gezamenlijke woning verblijven, die inmiddels wel is verkocht, waarna de vader en de moeder ieder een eigen woning zullen betrekken. Gedurende de afgelopen maanden is er een strijd ontstaan tussen de vader en de moeder. Er is strijd om de kinderen, zorgen over elkaars opvoedvaardigheden en in januari 2020 is dit zodanig geëscaleerd dat de politie erbij moest komen. De moeder wil niet voldoende meewerken met de hulpverlening en is niet in staat de kinderen centraal te stellen, de vader wel. De situatie in de woning is onhoudbaar geworden en er is sprake van een structurele onveilige situatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Mede door fysiek geweld tussen de moeder en de vader. De vader is thans de meest stabiele ouder, die in staat is rust en veiligheid te bieden aan [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Nu de moeder weigert de gezamenlijke woning te verlaten zal de vader samen met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] elders moeten verblijven om hun veiligheid te waarborgen. Daarvoor is een woning beschikbaar. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om passende hulp in te zetten, te blijven monitoren op veiligheid en te kunnen werken naar een stabielere opvoedsituatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , waarin zij met beide ouders op een veilige manier contact kunnen hebben.
Het verhoor van de verzoeker en de overige belanghebbenden kan niet worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van 1 april 2020 tot 11 april 2020 voorlopig onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
en
machtigt Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan;
in verband met de maatregelen tegen het coronavirus (COVID-19) worden verzoeker en belanghebbenden niet op de rechtbank, maar
telefonisch gehoordop
9 april 2020 te
14.3
uur;
verzoekt de gecertificeerde instelling om zo spoedig mogelijk de telefoonnummers van de belanghebbenden aan de rechtbank te verstrekken;
gelast de griffier tegen voormeld telefonisch verhoor op te roepen:
de Raad voor de Kinderbescherming;
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
de vader;de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. van der Wilt, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. de Witte als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2020.
Voor zover deze beschikking betrekking heeft op de machtiging tot uithuisplaatsing, kan hoger beroep worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.