Op 2 april 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen. De vader en moeder van de kinderen hebben sinds augustus 2019 hun relatie verbroken, maar verblijven nog steeds samen in hun gezamenlijke woning, die inmiddels is verkocht. De situatie in de woning is onhoudbaar geworden door een strijd tussen de ouders, zorgen over elkaars opvoedvaardigheden en incidenten van fysiek geweld. De moeder is niet in staat om de kinderen centraal te stellen, terwijl de vader als de meest stabiele ouder wordt gezien.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het dringend noodzakelijk is om de kinderen voorlopig onder toezicht te stellen en uit huis te plaatsen bij de vader. Dit is gedaan om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en om passende hulp in te zetten. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uithuisplaatsing onmiddellijk kan ingaan. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden, en er is een telefonisch verhoor gepland in verband met de coronamaatregelen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 2 april 2020, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.