ECLI:NL:RBDHA:2020:3020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/8237
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het bestuursrecht inzake verblijfsvergunning regulier voor langdurig verblijvende kinderen

Op 27 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een aantal verzoekers, allen van onbekende nationaliteit, die een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen' hadden aangevraagd. Het primaire besluit van 30 september 2019, waarbij de aanvraag werd afgewezen en een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd, leidde tot bezwaar van de verzoekers. Zij vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat verweerder hen niet zou uitzetten totdat er op het bezwaar was beslist.

De voorzieningenrechter overwoog dat, indien er bezwaar is gemaakt tegen een besluit, de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Verweerder heeft in een brief van 10 maart 2020 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Gezien deze mededeling heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen.

In de beslissing werd verweerder opgedragen om het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoekers te vergoeden en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 525,-, te betalen aan de griffier. De voorzieningenrechter verbood verweerder om verzoekers uit te zetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier Y.D. Ancion en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/8237

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 maart 2020 in de zaak tussen

[verzoeker 1] , geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [#] ,
[verzoeker 2] , geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [#] ,
[verzoeker 3] , geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [#] ,
allen van onbekende nationaliteit (volgens de Basisregistratie Persoonsgegevens),
tezamen te noemen: verzoekers
(gemachtigde: mr. P.A. Palm, advocaat te Utrecht),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekers tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het doel “Afsluitingsregeling langdurig verblijvende kinderen” afgewezen. Daarbij is een inreisverbod opgelegd voor de duur van 2 jaren.
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om de voorlopige voorziening te treffen dat verweerder wordt verboden hen uit te zetten totdat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
Verweerder heeft bij brief van 10 maart 2020 op dit verzoek gereageerd.
Het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten.

Overwegingen

Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Verweerder heeft bij de brief van 10 maart 2020 meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.
Gelet op het standpunt van verweerder zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen.
Met toepassing van artikel 8:82, vijfde lid, Awb zal de rechtbank verder gelasten dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
De voorzieningenrechter zal daarnaast met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoekers hebben gemaakt. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 525,- (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1). Omdat aan verzoekers een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, moet dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb worden betaald aan de griffier.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekers uit te zetten tot vier weken nadat op het bezwaarschrift is beslist;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 525,-, te betalen aan de griffier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.D. Ancion, griffier, op 27 maart 2020.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.