ECLI:NL:RBDHA:2020:3042
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en verblijfsvergunning
Op 2 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder en een Nigeriaanse verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J. van Bennekom. De verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier met als doel familieleven met haar partner, welke aanvraag op 24 november 2019 door de staatssecretaris was afgewezen. Hierop heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet totdat er op het bezwaar was beslist.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris zich niet verzet tegen het verzoek om een voorlopige voorziening. Gezien de betrokken belangen en de onverwijlde spoed, heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek toe te wijzen. Dit houdt in dat de staatssecretaris wordt verboden verzoekster uit te zetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, tot een bedrag van € 525,-.
De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen. De griffier van de rechtbank, Y.D. Ancion, was aanwezig bij de uitspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.