ECLI:NL:RBDHA:2020:3310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4987
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot verlaging van bijstandsuitkering wegens weigering van algemeen geaccepteerde arbeid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een bijstandsuitkering ontving, en het college van burgemeester en wethouders van zijn nieuwe woonplaats. De eiser had zijn uitkering per 11 november 2018 verlaagd gekregen met 100% voor de duur van één maand, omdat hij een aangeboden betaalde baan bij Regio TV had geweigerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, na zijn verhuizing, een bijstandsuitkering had aangevraagd en dat hij verplicht was om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de weigering van de baan onderzocht, waarbij de eiser aanvoerde dat hij zich wilde richten op zijn studie en stage. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij geen verwijt trof voor het weigeren van de baan. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van 100% verlaging van de bijstandsuitkering terecht was opgelegd, omdat de eiser niet had voldaan aan zijn verplichtingen onder de Participatiewet. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en de rechtbank handhaafde de opgelegde maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4987

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.J. Hoogeveen),
en

het college van burgemeester en wethouders van [plaats 2] , verweerder

(gemachtigde: mr. V.P. Valten).

Procesverloop

Bij besluit van 20 november 2018 (lees: 20 december 2018) (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van eiser op grond van de Participatiewet (Pw) per 11 november 2018 verlaagd met 100% voor de duur van één maand.
Bij besluit van 26 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2020.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser, die een bijstandsuitkering van de gemeente Den Haag ontving, is op 15 oktober 2018 verhuisd van [plaats 1] naar [plaats 2] . Eiser had in [plaats 1] een proefplaatsing bij Regio TV. Na de verhuizing van eiser naar [plaats 2] is het contract van deze proefplaatsing overgenomen door het Werkgeversservicepunt in [plaats 2] .
1.2.
In verband met zijn verhuizing heeft eiser op 11 november 2018 een bijstandsuitkering aangevraagd bij verweerder. In dat kader is een Activeringsplan opgesteld voor de periode van 15 november 2018 tot en met 2 december 2018, dat door eiser op 15 november 2018 is ondertekend. In het Activeringsplan zijn de verplichtingen opgenomen, die verbonden zijn aan de bijstandsuitkering, waaronder de verplichting om een baan te vinden.
1.3.
Eiser heeft in het kader van zijn bijstandsaanvraag op 11 november 2018 telefonisch gesproken met een medewerker van verweerder. Tijdens dit gesprek heeft eiser verteld dat hij bezig is met zijn studie Criminologie en dat hij op 19 november 2018 start met een stage bij de gemeente Schiedam voor de duur van maximaal 6 maanden voor 4 à 5 dagen per week. Van de zijde van verweerder is aan eiser tijdens dit gesprek meegedeeld dat verweerder geen bijstand verstrekt aan studenten als zij zich niet beschikbaar kunnen stellen voor werk. Een weergave van dit gesprek is opgenomen in de rapportage van 20 december 2018.
1.4.
Van de zijde van verweerder is op 12 december 2018 telefonisch contact opgenomen met de werkcoach van eiser in [plaats 1] , [A] . De werkcoach heeft in dit gesprek aangegeven dat haar collega haar had verteld dat eiser een opleiding van 2 maanden ging volgen. Daarop is eiser voor een proefplaatsing bij Regio Tv in het call center geplaatst. Normaal gesproken zou eiser daar 4 dagen met een proeftijd van 1 maand moeten werken, maar in verband met zijn studie kreeg eiser de mogelijkheid om 2 dagen per week gedurende 2 maanden te werken. De proefplaatsing liep 11 november 2018 af en eiser had de mogelijkheid in dienst te komen of een contract te krijgen. Eiser heeft dit volgens [A] niet gedaan en als reden vermeld dat hij niet kan werken omdat hij aan het afstuderen is. Eiser heeft volgens haar geluk gehad dat er rekening is gehouden met zijn opleiding, omdat voor eiser in feite de volledige arbeidsverplichting geldt. Eiser heeft in [plaats 1] geen vrijstelling gekregen van de sollicitatieverplichting. Er is volgens [A] zeker sprake van maatregelwaardig gedrag geweest. Den Haag heeft hier niets mee gedaan omdat eiser per 15 oktober 2018 was verhuisd naar [plaats 2] en de bijstandsuitkering was beëindigd, aldus de werkcoach [A] .
2.1
Bij besluit van 20 december 2018 heeft verweerder aan eiser per 11 november 2018 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande toegekend.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een maatregel van 100% opgelegd per 11 november 2018 gedurende één maand. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser geweigerd heeft een betaalde baan aan te nemen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de opgelegde maatregel van 100% gehandhaafd. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser maximaal één jaar voorafgaande aan de aanvraag om een uitkering ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid heeft betoond door verwijtbaar algemeen geaccepteerde arbeid te weigeren als gevolg waarvan hij een beroep op bijstand heeft moeten doen. Volgens verweerder staat vast dat eiser had kunnen werken bij Regio Tv, maar deze baan heeft geweigerd in verband met zijn afstudeerstage bij de gemeente Schiedam. Deze gedraging valt eiser te verwijten, aldus verweerder. In het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat de maatregel opgelegd had moeten worden over de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 januari 2019. Er had een bedrag van € 1.025,55 moeten worden ingehouden op eisers bijstandsuitkering. Er is een bedrag ingehouden van € 985,84. De maatregel wordt gehandhaafd op het ingehouden bedrag van € 985,84, omdat eiser niet in een nadeligere positie mag komen door het indienen van zijn bezwaarschrift. Van dringende redenen op grond waarvan het bedrag van de maatregel zou moeten worden gematigd of op grond waarvan zou moeten worden afgezien van de maatregel is verweerder niet gebleken.
4. Eiser betoogt dat sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel. Volgens eiser heeft de consulent van Werkse hem op 21 december 2018 toegezegd dat hij zijn stage bij de gemeente Schiedam mag afmaken, omdat dit ten goede komt aan zijn persoonlijke ontwikkeling en arbeidspotentie. In verband hiermee is hij bij besluit van 23 januari 2019 alsnog vrijgesteld van zijn arbeidsverplichtingen. Daarmee heeft verweerder ook aangegeven dat er geen sprake was van een tekortschietend besef van zijn zijde, aldus eiser.
5. Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw, voor zover hier van belang, is de belanghebbende vanaf de dag van melding verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en te behouden.
Op grond van artikel 18, tweede lid, van de Pw verlaagt het college de bijstand overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, ter zake van het niet nakomen door de belanghebbende van de verplichtingen voortvloeiende uit deze wet, met uitzondering van artikel 17, eerste lid, dan wel indien de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan.
Op grond van het negende lid van dit artikel ziet het college af van het opleggen van een maatregel, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
Op grond van het tiende lid van dit artikel stemt het college een op te leggen maatregel of een opgelegde maatregel af op de omstandigheden van de belanghebbende en diens mogelijkheden om middelen te verwerven, indien naar zijn oordeel, gelet op bijzondere omstandigheden, dringende redenen daartoe noodzaken.
In artikel 12, eerste lid, onder a van de Maatregelenverordening participatiewet 2015 van de gemeente Delft (hierna: Verordening) is bepaald dat indien een belanghebbende tijdens de bijstandsperiode of in de periode van maximaal één jaar voorafgaande aan de aanvraag om een uitkering, een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond en mede als gevolg van deze gedraging een beroep op bijstand wordt gedaan, bij de volgende gedragingen een maatregel wordt toegepast: het verwijtbaar verliezen of weigeren van algemeen geaccepteerde arbeid.
In het tweede lid is bepaald dat de maatregel 100% van de bijstandsnorm gedurende één maand bedraagt indien er sprake is van een gedraging zoals bedoeld onder het eerste lid onder a tot en met c.
6.1.
Aan de orde is de vraag of verweerder terecht de bijstandsuitkering van eiser heeft verlaagd met 100% gedurende één maand op de grond dat eiser wegens het weigeren van een betaalde baan bij Regio Tv een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond.
6.2.
Het opleggen van een maatregel is een voor de betrokkene belastend besluit, waardoor het aan verweerder is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de maatregel is voldaan in beginsel op verweerder rust.
6.3.
Niet in geschil is dat eiser het aanbod om in dienst te treden bij Regio Tv, aansluitend aan de proefperiode op 11 november 2018, heeft afgeslagen. Hiermee heeft eiser de verplichting geschonden om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw. Verweerder was daarom in beginsel verplicht de bijstand van eiser op grond van artikel 18, vijfde lid, van de Pw en artikel 12 van de Verordening te verlagen met 100% gedurende een maand.
6.4.
Een maatregel wordt niet opgelegd als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. De bewijslast van feiten en omstandigheden die het oordeel kunnen dragen dat eiser geen enkel verwijt treft, rust op eiser. Dit vloeit voort uit het uitzonderingskarakter van artikel 18, negende lid, van de Pw (zie uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3259).
7.1.
Eiser heeft aangevoerd dat hem geen verwijt treft dat hij de betaalde baan bij Regio Tv niet heeft geaccepteerd. Eiser wilde zich richten op het afronden van zijn master Criminologie aan de Erasmus Universiteit te Rotterdam. Volgens eiser was de stage bij de gemeente Schiedam van belang voor zijn studie. Bovendien was het lopen van de stage gedurende 32 uur per week en de onregelmatige werktijden niet te combineren met een betaalde baan, aldus eiser. Ter zitting heeft eiser naar voren gebracht dat het volgen van zijn stage ook noodzakelijk was om zijn kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser van het niet accepteren van de betaalde baan bij Regio Tv een verwijt kan worden gemaakt. In wat eiser heeft aangevoerd, kan, gelet op de voor eiser geldende verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden, geen rechtvaardiging worden gevonden. De rechtbank is niet gebleken dat voor het afronden van eisers studie een stage vereist was. Voorts had eiser ook een stage kunnen zoeken die was te combineren met de werkzaamheden bij Regio Tv of had hij kunnen kiezen voor een andere vorm van afstuderen zoals het schrijven van een scriptie zodat eiser tevens bij Regio Tv had kunnen gaan werken. Het valt eiser dan ook te verwijten dat hij er bewust voor heeft gekozen de aangeboden betaalde baan niet te accepteren, waardoor hij een beroep heeft moeten doen op de algemene middelen. Dat eiser bij besluit van 23 januari 2019 alsnog tot 31 mei 2019 (einde van zijn stage) is vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen, maakt niet dat hem niet kan worden verweten dat hij de in november 2018 aangeboden betaalde baan bij Regio Tv niet heeft geaccepteerd. Ter zitting heeft verweerder immers benadrukt dat verweerder het besluit van 23 januari 2019 uit coulance heeft genomen omdat eiser inmiddels met zijn stage bij de gemeente Schiedam was begonnen en eiser zijn stage op die manier toch kon afronden.
7.2.
Eiser heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. Uit recente rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) CRvB (zie de uitspraak van de CRvB van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351), in navolging van de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, volgt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De rechtbank neemt bij de beoordeling van het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel het volgende in aanmerking. Eiser heeft op 15 november 2018 het Activeringsplan ondertekend, waarin de verplichtingen zijn opgenomen, die verbonden zijn aan de bijstandsuitkering, waaronder de verplichting om een baan te vinden. Voorts blijkt uit de weergave van het intakegesprek van 11 november 2018 in het kader van zijn bijstandsaanvraag dat aan eiser duidelijk kenbaar is gemaakt dat van hem wordt verwacht dat hij zich aan de arbeidsverplichtingen houdt. Ook is aan eiser meegedeeld dat aan degene die een studie volgt en niet beschikbaar is voor arbeid geen bijstand wordt verstrekt. Verder blijkt uit de weergave van het gesprek van 12 december 2018 dat eiser ook in Den Haag geen vrijstelling had van de sollicitatieverplichting. Voorts is de rechtbank ook niet gebleken dat eiser ten tijde van de weigering van de betaalde baan van Regio tv was vrijgesteld van zijn arbeidsverplichtingen. Verweerder betwist dat de werkcoach aan eiser heeft toegezegd dat hij als gevolg van zijn stage geen passend werk hoefde te accepteren. De rechtbank is van oordeel dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat van de zijde van verweerder mededelingen zijn gedaan waaruit eiser redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat hij als gevolg van zijn stage geen algemeen geaccepteerde arbeid hoefde te aanvaarden. Anders dan eiser lijkt veronderstellen heeft eiser uit de omstandigheid dat verweerder hem bij besluit van 23 januari 2019 uit coulance alsnog tot het eind van zijn stage vrijstelling heeft verleend van zijn arbeidsverplichtingen, geen goedkeuring kunnen ontlenen dat hij de aangeboden betaalde baan bij Regio Tv niet hoefde te accepteren. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt dan ook niet.
7.3.
De rechtbank volgt verweerder daarom in zijn standpunt dat eiser door te weigeren een betaalde baan te accepteren ongenoegzaam besef van verantwoordelijkheid heeft betoond. Op grond van artikel 12, eerste lid, onder a van de Verordening, was verweerder gehouden de bijstand van eiser gedurende een maand met 100% te verlagen.
8. Voorts is de rechtbank niet gebleken dat sprake is van dringende redenen die, gelet op bijzondere omstandigheden, nopen tot afstemming van de maatregel als bedoeld in artikel 18, tiende lid, van de Pw. Dit betekent dat de aan eiser opgelegde maatregel voor de duur van één maand voor 100% in stand blijft.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis-de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. S.P. Jadoenathmisier, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 23 maart 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.