Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] ,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Procesverloop
Overwegingen
In het besluit van 13 december 2016 is rekening gehouden met de belangen van de kinderen. Daarbij is meegewogen dat zij nog jong zijn en maar een beperkte periode in Nederland hebben gewoond. Niet valt in te zien dat hun toekomstmogelijkheden enkel in Nederland kunnen liggen. Voorts blijkt uit de verklaringen van eiser tijdens de hoorzitting op 13 februari 2019 dat de kinderen niet bij hem inwonen, zodat het gezinsleven daardoor minder intensief is. Ten slotte heeft eiser niet met stukken onderbouwd dat de moeder van de kinderen inmiddels een nieuwe relatie heeft.
Artikel 8 EVRM geeft geen vrije domiciliekeuze. Dit betekent dat het de kinderen, de moeder en haar nieuwe partner vrij staat om het gezinsleven vanuit Nederland te blijven uitoefenen of eiser te volgen naar Armenië. Indien de kinderen in Nederland blijven zal het gezinsleven met eiser op een andere wijze moeten worden vorm gegeven, door bijvoorbeeld hun vader te bezoeken of contact te onderhouden met de moderne communicatiemiddelen. Ten aanzien van de conclusie in het gedragswetenschappelijk rapport dat het niet wenselijk is als de kinderen naar Armenië gaan, heeft verweerder de volgende kanttekeningen. Ten onrechte wordt door de onderzoeker geconcludeerd dat eiser bij terugkeer naar Armenië vijf jaar in de gevangenis zal verblijven. Ook is de conclusie, voor zover überhaupt relevant als de kinderen eiser volgen naar Armenië, dat er alleen ‘zeer laag frequent telefonisch contact’ mogelijk is, nergens op gebaseerd. Immers, eiser en de kinderen staat het vrij om met elkaar in telefonisch contact te treden. De belangen van de kinderen zijn voorts wel deugdelijk gemotiveerd betrokken in de belangenafweging. Zo is onder meer betrokken dat de kinderen in Nederland zijn geboren, zij tot op heden altijd in Nederland hebben gewoond en zij nog steeds erg jong zijn. Uit hetgeen door eiser is overgelegd en aangevoerd volgt niet dat de kinderen zodanig in de Nederlandse samenleving zijn geworteld dat dit en beletsel vormt om het gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen. Vanwege de jonge leeftijd van de kinderen kunnen zij zich aanpassen aan een andere maatschappij.
Verweerder stelt dat geen sprake is van een objectieve of subjectieve belemmering voor het gezin om eiser achterna te reizen. De kinderen zijn nog dermate jong en nog onvoldoende geworteld, zodat van hen verwacht kan worden dat zij hun leven in Armenië voortzetten en verder opbouwen. Hoewel voorstelbaar is dat zij in Armenië enige aanpassingsproblemen zullen ondervinden, maakt dit nog niet dat sprake is van een subjectieve belemmering waarbij van belang wordt geacht dat kinderen in zijn algemeenheid in staat zijn om zich snel aan te passen aan een andere maatschappij en zij hierin door eiser kunnen worden begeleid.
Ten aanzien van de gestelde militaire dienstplicht stelt verweerder dat uit het verslag van de hoorzitting blijkt dat eiser expliciet heeft verklaard dat hij is vrijgesteld van de militaire dienst en dat deze verklaring past binnen de informatie uit algemene, openbare bronnen over de militaire dienstplicht. Aan een bespreking van hetgeen overigens is aangevoerd, komt verweerder daarom niet meer toe. Ten aanzien van de nieuwe relatie van de moeder en de overgelegde verklaring hierover, stelt verweerder dat, wat er hiervan ook zij en los van de vraag of voldoende is onderbouwd dat sprake is van een duurzame relatie, dit feit niet maakt dat daarom sprake is van een subjectieve belemmering voor de kinderen om het gezinsleven in Armenië voort te zetten. Immers, ook de moeder en haar nieuwe partner hebben de keuze om hetzij met de kinderen mee te reizen naar Armenië, hetzij met de kinderen in Nederland te blijven.
Verder wijzen de onderzoekers erop dat bij uitzetting van eiser, de moeder van de kinderen extra belast zal raken. Niet alleen op emotioneel vlak, maar ook in de zorgtaakbreedte, mede gezien de fysiek kwetsbaarheid van [kind 1] . Voorts stellen de onderzoekers dat het voor de moeder en kinderen niet realistisch, noch wenselijk is om eiser achterna te reizen naar Armenië. Daartoe wijzen zij onder meer op het ontbreken van een sociaal netwerk voor de moeder omdat zij afkomstig is uit Azerbeidzjan, haar familie- en sociale banden met Nederland, de worteling van de kinderen in Nederland en hun familie en sociale banden in Nederland, de relatie van de moeder met een Nederlandse man en de dreigende gevangenisstraf van eiser in Armenië wegens dienstplichtontduiking.
De eerste van die redenen is dat uit de door eiser aangehaalde WI 2019/10 volgt dat verweerder dient te bekijken of de omgangsregeling wordt nageleefd. Ook dit heeft verweerder niet kenbaar gedaan. Uit de WI volgt verder dat niet alleen getoetst dient te worden of sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in het buitenland voort te zetten maar ook of sprake is van een “certain degree of hardship” voor de moeder en de kinderen zodat niet van hen verwacht kan worden dat zij eiser achterna reizen naar zijn land van herkomst. In het gedragskundig onderzoek is aangegeven welke gevolgen het voor de moeder van de kinderen zal hebben als zij eiser achterna reist. Ook dit heeft verweerder echter niet kenbaar in het bestreden besluit dan wel het verweerschrift getoetst.
“Tijdens mijn studie kreeg ik vrijstelling van de dienstplicht, de reden daarvan was dat ik studeerde aan de universiteit. De vrijstelling moest elk jaar verlengd worden en dat is, wat mis is gegaan. In augustus 2009 kreeg ik van mijn ouders te horen dat er een strafvervolging is begonnen tegen mij naar hun inschatting was ik mijn dienstplicht onderdoken. Ik moest nog twee jaar studeren maar door een fout van de medewerkers van de universiteit het is niet doorgegeven aan het plaatselijk kantoor voor dienstplichtigen. Dat betekende dat er al de bedreiging was van celstraf en 2 jaar leger. Verder studeren was niet meer mogelijk. Dat zou pas mogelijk zijn als ik de dienstplicht vervuld had.”
Mocht verweerder vasthouden aan het standpunt zoals verwoord in het bestreden besluit, dan kan eiser een contra-expertise verrichten om de authenticiteit van het overgelegde militaire boekje alsnog te onderbouwen.