ECLI:NL:RBDHA:2020:3358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2020
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
AWB 19/582
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag W-document wegens gebrek aan rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in het bestuursrechtelijke beroep van eiseres, een Armeense vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W2 (W2-document) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was eerder op 11 oktober 2017 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 27 december 2018 ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door haar advocaat, mr. A.W.J. van der Meer.

Tijdens de zitting op 21 januari 2020 heeft de rechtbank vastgesteld dat het rechtmatig verblijf van eiseres op 12 oktober 2018 was geëindigd. De rechtbank oordeelde dat, hoewel verweerder had erkend dat de motivering van het primaire besluit niet rechtmatig was, dit niet betekende dat het bestreden besluit onjuist was. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen rechtmatig verblijf had, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van een W2-document. Eiseres voerde aan dat verweerder de legitimatieplicht niet had besproken en dat hij de hoorplicht had geschonden, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet opgingen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.050,-. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/582
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres] ,

V-nummer: [#]
geboren op [geboortedatum] , van Armeense nationaliteit,
eiseres
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer, advocaat te Dordrecht),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. van Nijnatten, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een Vreemdelingen Identiteitsbewijs type W2 (hierna: W2-document) afgewezen.
Bij besluit van 27 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 15 januari 2020 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 januari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat het rechtmatig verblijf van eiseres op 12 oktober 2018 ten einde is gekomen. Immers, op die dag heeft verweerder het bezwaar tegen de weigering om aan eiseres uitstel van vertrek te verlenen op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ongegrond verklaard.
De rechtbank stelt allereerst vast dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat hetgeen in het bestreden besluit is overwogen, namelijk dat hij de proceskosten wenst te vergoeden omdat de motivering van het primaire besluit niet rechtmatig is, ziet op het feit dat eiseres ten tijde van het primaire besluit wel rechtmatig verblijf had, op grond waarvan aan haar een W2-document had moeten worden toegekend. Dit betekent echter nog niet dat het bestreden besluit, namelijk op het moment dat eiseres geen rechtmatig verblijf had, onjuist is. Dit betekent dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek aan de kant van verweerder, op grond waarvan verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen. De beroepsgronden van eiseres die zien op dit onrechtmatige primaire besluit, zal de rechtbank niet bespreken, nu hier reeds een oordeel over is gegeven.
Eiseres voert, samengevat, aan dat verweerder ten onrechte het centrale punt in deze procedure, de legitimatieplicht bij het onthouden van een W2-document, niet heeft besproken in het bestreden besluit. Immers, ook al heeft verweerder het bezwaarschrift betreffende de aanvraag artikel 64 Vw ongegrond verklaard, dit betekent niet dat de legitimatieplicht niet meer geldt voor eiseres. Mede gelet op de zeer bijzondere omstandigheden van eiseres had het op de weg van verweerder gelegen om op een coulante wijze om te gaan met de aanvraag. Verweerder heeft daarom ook de hoorplicht in het kader van artikel 7:2 van de Awb geschonden.
3.1
De rechtbank is als volgt van oordeel. Bij uitspraak van vandaag (AWB 18/7678) heeft deze rechtbank en zittingsplaats geoordeeld dat verweerder terecht de aanvraag van eiseres tot het uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw heeft afgewezen. Dat betekent dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft. Alleen in het geval dat een vreemdeling rechtmatig verblijf heeft, komt hij in aanmerking voor een W2-document. Ten aanzien van het beroep van eiseres op de legitimatieplicht, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat op grond van artikel 50, eerste lid, Vw een vreemdeling bij het hebben van een W2-document en het tonen daarvan nog niet voldoet aan zijn legitimatieplicht, maar dat een W2-document bedoeld is om aan te tonen dat de vreemdeling rechtmatig verblijf in Nederland heeft. Zoals reeds is vastgesteld, heeft eiseres geen rechtmatig verblijf, waardoor verweerder in het bestreden besluit terecht de aanvraag om een W2-document heeft afgewezen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat hoewel het horen van eiseres vanwege het herroepen van het primaire besluit wellicht juridisch gezien in de rede had gelegen, niet valt in te zien op welke wijze het horen van eiseres verschil had gemaakt nu zij niet aan de voorwaarden voldoet. Zij heeft immers nog steeds geen rechtmatig verblijf. het beroep slaagt niet.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2 is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan op 8 april 2020 door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel