ECLI:NL:RBDHA:2020:3359
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en beroep inzake beëindiging opvang asielzoeker
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), en verweerder, de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiseres, een Armeense asielzoeker, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin werd aangegeven dat zij geen recht meer had op verstrekkingen op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva). Dit besluit hield in dat eiseres binnen drie dagen het asielzoekerscentrum (AZC) Heerhugowaard diende te verlaten. Eiseres verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor ernstige gevolgen van het beëindigen van haar opvang.
De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had besloten de Rva-verstrekkingen te beëindigen, omdat eiseres geen uitstel van vertrek had op grond van de Vreemdelingenwet. De rechtbank stelde vast dat er geen zeer bijzondere omstandigheden waren die verweerder zouden nopen tot het bieden van verstrekkingen. Eiseres had aangevoerd dat haar medische situatie en de beëindiging van de opvang zouden leiden tot een schending van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar de rechtbank oordeelde dat zij niet had aangetoond dat zij in een acute medische noodsituatie verkeerde.
De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiseres ongegrond was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak werd gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter en tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.